Debussy: Strijkkwartet in g op. 10 (bew. Swensen); Tchaikovsky: Serenade voor strijkorkest in C op. 48. Leopoldinium orkest o.l.v. Joseph Swensen. Accord ACD 271-2 (54’56”). 2019
De Amerikaans-Noors-Japanse violist Joseph Swensen heeft een mooie carrière opgebouwd voordat hij artistiek directeur werd van het Leopoldinium orkest in Wroclaw.Hij werkte als dirigent bij het Schots kamerorkest, gastdirigent van het Orquesta Ciudad in Granada, het Parijs’ Kamerorkest, de Opera in Malmö en meer.
Als solist nam hij het Vioolconcert van Beethoven en beide Vioolromances op met André Previn en het Royal philharmonic orkest (RCA) en het Vioolconcert van Sibelius met Jukka Pekka Saraste (RCA 9026-60444-2).
Maar ook als orkestrator maakte hij zich verdienstelijk en zorgde voor een bewerkingen van Prokofievs vijf Liederen zonder woorden, Brahms’ Pianotrio op. 8, Nielsens Strijkkwartet in g en Beethovens Strijkkwartet op. 131.
Dit als inleiding om de veelvuldige ervaring van Swensen aan te geven. Of Debussy gelukkig zou zijn geweest met deze uitbreiding van zijn enige Strijkkwartet uit 1893? Als hij deze uitvoering had kunnen horen mogelijk wel. Met een strijkorkest blijf je dichter bij het origineel dan met een Saxofoonkwartet (Aurelia Saxofoonkwartet, Et’cetera KTC 1088). Debussy zag de kwartetleden als aparte individuen en niet als een homogene groep. Maar wanneer we zulke bezwaren weglaten, ontstaat in dit geval een krachtig werk waarvan de essentie niet in het gedrang komt en de muziek meer gloed verbreidt.
Bij de vrolijke, melodieuze Serenade van Tchaikovsky bestaan deze zorgen niet. Een klein strijkorkest zoals hier maakt het werk lichtvoetiger en zorgt voor flexibiliteit.