Dvorak: Bagatellen op. 47 nr. 1-5, B. 79, ’Lied aan de maan’ uit Rusalka op. 114, B. 203 (bew.); Korngold: ‘Glück, das mir verblieb’ uit Die tote Stadt (bew.); Suite voor piano, 2 violen en cello op. 23. Raphaëlle (v), David (v), Edgar (vc) en Jérémie Moreau (p). Warner 2952.4131-2 (65’21”). 2020
Onder de titel ‘Een familieaangelegenheid’ bieden de vier Franse Moreau’s een aardig programma samengesteld met muziek van twee componisten die om heel verschillende redenen een gedeelte van hun leven in de V.S. doorbrachten en die beiden muziek schreven voor de ongewone combinatie van twee violen, cello en piano en daar voor een volwaardig programma van allebei aan bewerkte opera-aria aan toe te voegen. In feite gaat het bij Dvoraks Bagatellen ook om een bewerking, want die zijn oorspronkelijk met harmonium en niet met piano, zoals bijvoorbeeld te horen is in de opname van Jaroslav Tùma met het Panocha kwartet (Supraphon SU 3391-2). Maar veel luisteraars zullen dankbaar zijn dat meestal het harmonium wordt vervangen door een piano.
Korngold schreef zijn Suite voor piano linkerhand, 2 violen en cello in 1930 op verzoek van de Oostenrijkse Paul Wittgenstein die tijdens W.O. I zijn rechterhand was kwijtgeraakt. Het is een verrassend mooie vijfdelige compositie die begint met een wat duistere, verontrustende ‘Preludium en fuga’, maar die ook een bekoorlijke Weense wals bevat, een grillige Groteske, een vitaal Scherzo, een teer Lied en een contrastrijke Finale.
Dat de familieband ervoor zorgt dat het samenspel unaniemer wordt, blijkt uit deze fijne vertolkingen vol stijlbesef en vitaliteit. De gearrangeerde operafragmenten vormen een aardige aanvulling en ook daarmee zullen sommigen die een hekel hebben aan operagekweel gelukkig zijn. Vooral het ‘Lied van Marietta’ van Korngold is in deze vorm met de viool als zangeres een aanwinst. Rusalka’s stem daarentegen is wat ongewoon vervangen door een cello.