Ducommun: Oratorium ‘La moisson de feu après l’Apocalyps’, Sinfonietta nr. 2 op. 91a, Trompetconcertino op. 68b, Orgelconcert nr. 2 op. 102. Sarah Pagin (s), Mohamed Haidar (b), Jean-Pierre Mathez (tr), Robert Märki (org) met koor en orkest van het HEM Genève-Neuchâtel, kinderkoor van het Instituut Jacques-Dalcroze en kamerorkest Neuchâtel. o.l.v. Nicolas Farine, Jan Dobrzelewski en Victor Desarzens. Claves CD 50-3023 (78’34”). 2020
Voor zijn oratorium ‘La moisson de feu na de Apocalyps’ koos de Zwitserse componist Samuel Ducommun (1914 - 1987) ‘Golgotha’ van Frank Martin als voorbeeld. Dat blijkt bijvoorbeeld uit zijn gebruik van de passacaglia als ruggengraat van het tweede deel ‘het zesde zegel’. Alleen mengt Ducommun in zijn intrigerende muziektaal die een deels romantische deels impressionistische ondertoon heeft meerstemmigheid met atonaliteit.
Alsof hij zich niet helemaal zeker voelt in zijn eigen huid zoekt hij voortdurend naar nieuwe ideeën en weet daarbij vaak het onverenigbare te verenigen. Dat maakt helaas van het oratorium geen beter werk. Bovendien heeft het kinderkoor moeite om de muziek gaaf over het voetlicht te brengen. Bariton Mohamed Haidar heeft ook moeite met de hoge tessitura van zijn partij en alleen sopraan Sarah Pagin toont glorieus haar heel mooie stem en toont presentie.
Een opvallend moment is wanneer trombone en orgel een fanfare spelen tegen het eind van ‘De eeuwige terugkeer’. Nicolas Farine toont een goed gevoel voor deze compositie.
Toch maakte de Sinfonietta nr. 2, uitgevoerd door het Kamerorkest Neuchâtel o.l.v. Nicolas Farine meer indruk op me omdat hij het werk een dramatisch karakter geeft.
Twee concertante werken vormen de aanvulling. Het Concertino voor trompet valt wat tegen omdat er aan Jean-Pierre Mathez weinig gelegenheid wordt geboden om te schitteren en zijn weinig virtuoze eisen stellende partij die vooral bestaat uit vlot passagewerk, maar hij maakt ervan wat hij kan en Victor Desarzens geeft hem daarbij alle steun.
Een stuk waardevoller is het Orgelconcert nr. 2 dat de leerling van organist Marcel Dupré tot een mooi werk inspireerde. Het eerste deel is een mooie dialoog tussen solist en orkest, het tweede deel heeft het karakter van een gebed in de vorm van thema met variaties en de finale heeft een enigszins fugatisch karakter met een machtige climax. Robert Märki voert het bekwaam uit.