Dall’Abaco, J.M.C.: Cellosonates nr. 24 in d ABV. 35, 7 in C ABV. 18, 8 in G ABV. 19, 19 in A ABV. 30, 21 in c ABV. 32. Elinor Frey (vc), Marco Valli (vc), Federica Bianchi (kl), Giangiacomo Pinardi (aartsluit). Passacaille 1069 (62’17”). 2019
Joseph-Marie-Clément Dall’Abaco (1710 - 1805) werd al zoon van de Italiaanse componist Evaristo Felice dallAbaco (1675 - 1742) in Brussel geboren en was net als zijn vadercomponist zowel als cellist. Hij was aan het keurvorstelijk hof in Bonn verbonden en verhuisde later met zijn vader mee naar Beieren. Later stuurde zijn vader hem nog voor verdere studie naar Venetië en in 1729 werd hij aangesteld als ’Titular-Kammerdiener und Hofmusikus mit dem Violoncell’ im Bonn. Naast die baan reisde hij ook naar Londen en in 1753 ging hij terug naar Verona. Hij schreef ongeveer veertig Cellosonates en elf Capriccio’s voor cello. Hij onderhield altijd contact met het hof in München en werd daar in 1766 zelfs verheven tot baron. Abaco overleed op 95-jarige leeftijd op zijn landgoed Arbizzano di Valpoicella in de buurt van Verona.
Van zijn muziek zijn geen gedrukte werken bewaard gebleven, maai in bibliotheken in Berlijn, Londen en Wenen bevinden zich gelukkig wel manuscripten. Tot zijn bekendste werken behoren de 41 Cellosonates die ondanks de opkomst van de galante stijl trouw bleven aan de barok.
De Amerikaanse celliste Elinor Frey maakte een mooie selectie uit deze prachtig en heel dankbaar voor het instrument geschreven werken en speelt ze met schijnbaar gem ak en mooi ruimte makend voor versieringen. Tot de hoogtepunten behoort het andantino uit ABV. 18 en ook het derde deel uit ABV. 35 klinkt heel ontroerend.
Opvallend: in ABV. 30 zwijgt het klavecimbel. Treffend zijn ook de pizzicati en andere effecten in A BV. 35 en de dansmelodieën van ABV. 18. Alle waardering voor de geschakeerde, vlotte uitvoeringen van Frey en haar partners.