Debussy: Strijkkwartet in g op. 10; Fauré: Strijkkwartet in e op. 121; Ravel: Strijkkwartet in F. Ebène kwartet. Virgin 519.045-2 (80’). 2008
Ook componisten hebben soms koorts. Als ze dan desondanks aan de slag gaan, klinkt het resultaat dienovereenkomstig. Toen Debussy en Ravel onafhankelijk van elkaar hun enige strijkkwartet – een genre dat tot dan toe vooral door componisten uit de Duitstalige wereld was beoefend en tot hoge ontwikkeling was gebracht - schreven, leken zij door heftige koorts bevangen. Bij Fauré was daar in diens ook enige kwartet minder sprake van. Maar van een gebrek aan structurele rijkdom was bij geen van drieën sprake.
Op cd en eerder op lp bleek dat vooral in nu wat oudere opnamen van het geijkte koppel Debussy/Ravel door het Italiaans kwartet (Philips, uit 1968!), het Melos kwartet (DG), het Alban Berg kwartet (EMI),en het Hagen kwartet (DG).
Tijdenlang domineerden zij het veld. En dan na langere tijd is daar ineens als uit het niets het nog onbekende Ebène kwartet. Het analyseert deze muzieken niet alleen precies, het neemt de expressieve kant van de vier stemmen ook serieus. Zelden werd op een cd de kleurenpracht van deze composities tot in de laatste hoek zo mooi belicht. Het langzame deel van het Debussykwartet is hiervoor een overtuigende lakmoesproef waaruit blijkt dat dit viertal ook de emotionele kant van deze werken begrijpt. De overvloed aan thematische ideeën lijkt bij hen logisch uit elkaar voort te komen. Daarenboven getuigen alle drie de vertolkingen van veel vitaliteit, finesse en frisheid. Zou het van voordeel zijn dat dit ensemble ook de jazz niet schuwt? Het late kwartet van Fauré vormt een mooi extra en fungeert als een mooi relatief rustpunt tussen de werken van Debussy en Ravel.
De opname is warm genoeg van klank en de briljant beheerste dynamiek zorgt voor een haast extra dimensie.