Debussy: Cellosonate ind; Wals La plus que lente; Scherzo; Intermezzo; Poulenc: Cellosonate; Bagatelle in d; Sérénade; Suite française. Jean-Guihen Queras en Alexandre Tharaud. Harmonia Mundi HMC 90.2012 (62’47”). 2008
De commedia dell’arte inspiratie van Debussy’s cellosonate kan worden ondergaan zonder die achtergrond te kennen, maar de hoogst persoonlijke structuur van het werk met zijn vele stemmingscontrasten vormen een grote uitdaging. Zaaluitvoeringen stellen wat dat betreft nogal eens teleur en ook lang niet alle opnamen van het werk zijn geslaagd, al torent die van Rostropovitch en Britten (Decca 452.895-2) nog steeds boven de rest uit.
Maar ook het jongere Franse koppel weet hier uitstekend raad met de onberekenbare caprices, Niet alleen de cellist, maar ook de pianist ontlokt een verrassend rijk kleurengamma aan zijn instrument. De uitkomst treft dan ook nog meer dan die bij Noras/Rigutto (Warner) en het resultaat is heel aanbevelenswaard.
Met de werken voor cello en piano van Poulenc komen we in een heel andere wereld: die van de muzikale gamin. Toch hield de ook luchthartige cellosonate hem langer bezig dan menig ander werk. Buitenbeen bij de resterende stukken is de Suite française, die oorspronkelijk voor voor blazers is bedoeld en dan ook bepaald pittiger en geestiger klinkt. Vergelijk bijvoorbeeld de opname van het Nash Ensemble (Hyperion CDA 67255/6) met de complete kamermuziekwerken van Poulenc. Maar deze eigen bewerking van de componist is natuurlijk ook de moeite waard en Queras is daar met Tharaud een ideale pleitbezorger voor.