Diepenbrock: Marsyas- en Elektra suite; Ouverture De vogels; Hymne voor viool en orkest; Die Nacht; Hymne an die Nacht; Im großen Schweigen; 12 Georkestreerde liederen; Reyzangen uit Gysbrecht van Aemstel; Hymne voor Rembrandt; Te Deum laudamus; Missa die festo (versie 1913); 29 Liederen; 14 A cappella koorwerken; Missa in die festo. Diverse uitvoerenden. Et’cetera KTC 1435 (8 cd’s, 9u 04’19”) + (bonus dvd). 1961-2012.
Of zelfs in muziek geïnteresseerde mensen uit de Diepenbrockstraten in Amsterdam, Eindhoven, Leeuwarden, Raamsdonkveer, Ridderkerk, Schijndel, Spijkenisse, Twello en elders in het land meer belangstelling zullen krijgen voor de muziek van Alphons Diepenbrock (2 september 1862 -5 april 1921) nu in september 2012 zijn honderdvijftigste verjaardag officieel wordt gevierd, valt zeer te betwijfelen. Ook voor de mensen uit de Diepenbrockdreef in Veenendaal en de Diepenbrocklaan in Nieuwegein zal hij wel een gesloten boek blijven.
Toch is het niet alleen nuttig, maar ook belangrijk dat eindelijk eens geconcentreerde aandacht voor de componist wordt gevraagd.
Levensloop en oeuvre
De in Amsterdam geboren componist studeerde klassieke talen in zijn geboortestad en promoveerde in 1888 cum laude op een proefschrift over Seneca en werd daarna leraar aan het gymnasium in Den Bosch, maar keerde in 1894 naar Amsterdam terug om zich als autodidact (!) voornamelijk aan het componeren te wijden.
Al als student had hij met zijn Academische feestmars voor blazers in 1882 blijk gegeven van een groot vakmanschap. In latere jaren steunde hij ook op zijn ervaringen als altviolist in een strijkkwartet en dirigent.
In 1902 beleefde hij als componist een doorbraak na de uitvoering van zijn Te Deum. Vanaf dat moment vond hij in Willem Mengelberg en later ook in Anton Verhey en Evert Cornelis grote pleitbezorgers voor zijn muziek.
Omdat de kern van het oeuvre van Diepenbrock uit vocale werken bestaat, was het belangrijk dat vocalisten als Aaltje Noordewier – Reddingius, Pauline de Haan – Manifarges, Ilona Durigo, Gertrud Förstel, Berthe Seroen en Gerard Zalsman zich van meet af aan voor zijn liedkunst inzetten. Voor zijn a-cappella koorwerken interesseerden zich aanvankelijk vooral Anton Averkamp en Sem Dresden. Opdrachten voor toneelmuziek reeg hij van Willem Royaards.
Voor zijn rijke liederen repertoire greep de componist terug op Nederlandse teksten van Vondel, Perk, Hélène Swarth en Van Deyssel, op Latijnse van Horatius en Franciscus Xaverius, op Duitse van Goethe, Brentano, von Günderode, Novalis, Hölderlin, Heine en Nietzsche en op Franse van Baudelaire, Verlaine, Laforgue, v. Lerberghe en Gide.
Zeker voor wie is geboeid door Diepenbrocks orkestwerken en zijn nog indrukwekkender orkestliederen en koorwerken moeten zijn liederen intrigerend zijn. Neem als voorbeeld zijn Franstalige liederen. Vele daarvan zijn op dezelfde teksten die Duparc, Fauré en Debussy al gebruikten. Om te beginnen valt op dat Diepenbrock er meer tijd aan besteedt. Zijn versie van Verlaine’s ‘Puisque l’aube grondit’ is ongeveer drie keer zolang als die van Fauré (in La bonne chanson), om te beginnen omdat hij het hele gedicht gebruikt. Daarom is noch dit lied, noch ‘L’invitation au voyage’ (waarvan Duparc om niet onbegrijpelijke reden het middelste couplet wegliet) opgewassen tegen de Franse concurrentie, hoe sierlijk en gracieus het materiaal ook is verwerkt.
Wat het Franstalige materiaal betreft, is de componist als regel op zijn best wanneer het om korte teksten gaat, bijvoorbeeld in het charmante, subtiele ‘Clair de lune’, met het geestige citaat uit Don Giovanni in ‘Mandoline’. En waar de tekst hem de gelegenheid biedt om iets van de operawereld te laten blijken zoals in Gide’s ‘Incantation’ en Baudelaire’s ‘Recueillent’ gaat hij prachtig zijn gang. Een parel voor een toegift is Charles van Lerberghe’s ‘Berceuse’ die Fauré wegliet uit La bonne chanson. Wel is een obbligato cello nodig, vooral voor de mooie epiloog.
De Latijnse en Italiaanse teksten bevatten prachtige open klinkers. Het zijn meest lange liederen.
Ook onder de liederen op Nederlandse tekst bevinden zich juweeltjes met lange melodielijnen. Dat gaat van het plechtige ‘Simeons loflied’ tot de opgewonden felheid van ‘Ik ben niet langer alleen in mijn eenzaamheid’. Merkwaardig dat voor de vertolking van dit laatste repertoire geen Nederlandse zangers beschikbaar waren. Des te meer waardering voor de buitenlanders die zich met redelijk Nederlands weten te redden.
Rooms Katholiek Kerklatijn inspireerde de componist door zijn hele loopbaan heen. Denk aan de monumentale Missa in die festo voor mannenstemmen en orgel uit 1891, die, uitgevoerd tijdens een zaterdagmatinee in februari 2012 terecht op de bonus dvd uit het Et’cetera album is bijgevoegd.
In zijn compositiestijl stond Diepenbrock als zovelen in het begin duidelijk onder invloed van Wagner, maar hij onderging ook de invloed van Palestrina. Later, na 1910, lagen invloeden van Debussy voor de hand. Dit leidde tot coloristische verfijningen, die in de orkestwerken goed speurbaar zijn.
Kenmerkend is ’s componisten voorkeur voor een vloeiende polyfone vocaliteit waarin een rijk geschakeerde chromatiek geen afbreuk doet aan de melodische zelfstandigheid. Een dominant andante tempo vergt een buigzaam rubato. In de orkestratie is sprake van een voorkeur voor hoge, ijle timbres.
Bijzonder in dit opzicht zijn de Hymnen.
De tragiek van Diepenbrock als componist was dat hij altijd een geïsoleerde figuur bleef zonder invloed en navolging. Maar dat maakt zijn voorname, gevoelige kunst waarin vervoering en bezonkenheid elkaar in evenwicht houden best de moeite waard is en blijft.
De opnamen
Bij gebrek aan subsidie en sponsoring was het in het steeds cultuurarmer wordende Nederland niet mogelijk om eindelijk eens ‘De complete werken’ van Diepenbrock nieuw op te nemen en in een feestuitgave te bundelen. Laten we daarom maar tevreden zijn met wat de afgelopen decennia sinds begin jaren zestig vorige eeuw her en der afzonderlijk werd uitgebracht via diverse bronnen en nu met een logische, praktische bundeling van het beste daaruit door Et’cetera. Veel materiaal komt uit de archieven van Chandos, de npo/ntr, de vijf omroepverenigingen en heel wat daarvan was niet eerder voor het grote publiek toegankelijk.
De toevoegde dvd met de zaalopname van de Missa in die festo door tenor Deniz Yimaz, organist Leo van Doeselaar en de mannen uit het Groot Omroepkoor o.l.v. Sigvards Klava vormt de meest recente bijdrage. Dit alles maakt die net als het uitgebreide 179 pagina’s tellende tekstboek met een korte, gedegen Nederlands- en Engelstalige van Leo Samama, alle gezongen teksten en summiere verdere documentatie echt waardevol.
Globaal geldt voor alle aparte opnamen dat ze stuk voor stuk meer dan adequaat, waar wel wisselend van niveau zijn wat de kwaliteit van uitvoering en opname betreft. Het geheel maakt een keurig verzorgde indruk.
Wie naar meer verlangt, kan selectief putten uit onderstaand, dus deels overlappend lijstje.
Discografie
Academische feestmarsch voor blazers.
Nederlands Jeugd Blaasensemble o.l.v. Jan Cober. NM Classics 92080.
Ballade; Der Fischer.
Christian Prégardien en Michael Gees. CPO 999.685-2.
Caelestis urbs Jerusalem.
Nederlands kamerkoor o.l.v. Uwe Gronostay. NM Classics 92039.
Electra suite.
Concertgebouworkest o.l.v. Riccardo Chailly. Donemus CV 50.
Residentie orkest o.l.v. Hans Vonk. Chandos CHAN 8821.
Hymne voor viool en orkest
Emmy Verhey met het Residentie orkest o.l.v. Hans Vonk. Chandos CHAN 8821.
Hymne aan Rembrandt
Groot omroepkoor en Radio symfonie orkest o.l.v. Ed Spanjaard. Donemus CV 121.
Hymne an die Nacht.
Arleen Augér met het Concertgebouworkest o.l.v. Riccardo Chailly. Donemus CV 50.
Hymne an die Nacht II
Linda Finnie met het Residentie orkest o.l.v. Hans Vonk. Chandos CHAN 8878.
Im großen Schweigen
Hakon Hagegard met het Concertgebouworkest o.l.v. Riccardo Chailly. Decca 444.446-2 (2 cd’s).
Robert Holl met het Residentie orkest o.l.v. Hans Vonk. Chandos CHAN 8821.
Liederen
Roberta Alexander (s), Christa Pfeiler (ms), Jard van Nes (a), Christoph Prégardien (t), Robert Holl (bs) en Rudolf Jansen (p). NM Classics 92050/2 (3 cd’s).
Lydische Nacht
Residentie orkest o.l.v. Ed Spanjaard. Olympia OCD 507.
Marsyas suite
Londens filharmonisch orkest o.l.v. Eduard van Beinum. Decca 473.110-2 (5 cd’s).
Residentie orkest o.l.v. Hans Vonk. Chandos CHAN 8821.
Die Nacht
Janet Baker met het Concertgebouworkest o.l.v. Bernard Haitink. Nederland Muziek NM Classics 97014 (14 cd’s).
Linda Finnie met het Residentie orkest o.l.v. Hans Vonk. Chandos CHAN 8878.
Reyzangen uit Gijsbrecht van Aemstel.
Eva Westbroek met het Groot Omroepkoor en het Radio symfonie orkest o.l.v. Ed Spanjaard. Donemus CV 121.
Die Vögel
Concertgebouworkest o.l.v. Riccardo Chailly. Donemus CV 50.
Residentie orkest o.l.v. Hans Vonk. Chandos CHAN 8821.
Wenige wissen das Geheimnis der Liebe
Christoph Homberger met het Residentie orkest o.l.v. Hans Vonk. Chandos CHAN 8878.