Donizetti: Lucretia Borgia. Montserrat Caballé (s), Ezio Flagello (bs), Alfredo Kraus (t), Shirley Verrett (ms), Giuseppe Baratti (t), Robert Amis el Hage (bs) met het Ensemble van de Italiaanse Omroep o.l.v. Jonel Perlea. RCA GD 86642 (2 cd’s, 2u 14’36”). 1966
Donizetti: Lucretia Borgia. Joan Sutherland (s), Giacomo Aragall (t), Marilyn Horne (ms), Ingvar Wixell (b), Graham Clark (t), Lieuwe Visser (bs) met het Londens Operakoor en het Nationaal filharmonisch orkest o.l.v. Richard Bonynge. Decca 421.497-2 (2 cd’s, 2u 13’59”). 1977
De opname met Caballé is niet alleen de eerste volledige uit pas 1966, maar ook een eerste van haar nadat ze een jaar eerder in New York had deelgenomen aan een concertante uitvoering. Ze vierde daar triomfen en dat is, gehoord deze opname, heel begrijpelijk. Te horen is hier niet zozeer heel briljant bel canto, maar een romantisch getinte realisatie waarin vocale virtuositeit ondergeschikt is aan de muzikale dramatiek.
Dat is goed te verdedigen, want het verhaal over de beruchte Romeinse gifmengster die in al haar wraakzucht ook haar eigen zoon ombrengt, is niet van tierelantijnenaard.
Ondanks zijn rijpere leeftijd is Alfredo Kraus nog slank en jeugdig klinkend, aristocratisch en meesterlijk in de frasering.
De opname van Sutherland biedt een waar alternatief omdat hier het bel canto juist wel voorop staat. De zangeres is in haar element en Aragall is ook uitermate stijlvol. Wixell mag dan niet erg Italiaans klinken, als Alfonso weet hij toch goed te overtuigen. Marilyn Horne in de broekenrol van Orsini is heel briljant in het beroemde Brindisi uit de laatste akte, maar is daarvoor wat ongelijkmatiger. De opname klinkt heel kleurig. De keuze gaat hier tussen Caballé en Sutherland, tweeërlei opvatting van de titelrol.