Debussy: Orkestwerken (compleet). Concertgebouworkest o.l.v. Eduard van Beinum en Bernard Haitink. Philips 438.242-2 (2 cd’s, 2u. 21’38”). 1957, 1976/7/9
Debussy: Jeux; Images; Ged. Le roi Lear. Birmingham symfonie orkest o.l.v. Simon Rattle. EMI 749.947-2 (61’45”). 1989
Debussy’s drie laatste orkestwerken waren alle balletten. Het eerste en beste daaronder is Jeux dat in 1912 werd geschreven en dat in 1913 bij de Ballets russes van Diaghilev voor het eerst werd uitgevoerd.
Debussy baseerde de constructie van het werk op een fundamentele, golvende frase die daarna verder wordt ontwikkeld in een enorme verscheidenheid aan materiaal die vaag herinnert aan de slagen van een tenniswedstrijd.
Stravinsky begroette het stuk als een meesterwerk met de restrictie dat hij sommige ideeën al te vriendelijk voor de oren vond. Maar daarin stond hij waarschijnlijk alleen, want in de muziek is al veel nadruk gelegd op slagwerkachtige effecten die vooruit lopen op latere ontwikkelingen in de twintigste eeuwse muziek.
Intussen is dit ook een van de moeilijkst te realiseren orkestwerken van Debussy en vooral Haitink maakt het werk met zijn mengeling van precisie en plooibaarheid betoverend, ook door de mooie quasi solistische bijdragen. Rattle’s aanpak is misschien – in sport en speltermen – wat atletischer.