CD Recensies

DVORAK: STRIJKKWARTETTEN NR. 1-14 E.A.

Dvorak: Strijkkwartetten nr. 1-14; Kwartetdeel in a; 2 Walsen op. 54 B. 105; Cypressen B. 152. Praags kwartet. DG 463.165-2 (9 cd’s, 9u. 48’02”). 1974/77

 

Zoals bij de symfonieën van Dvorak waar de latere de vroegere bijna geheel hebben verdrongen, is het met de strijkkwartetten. Toch schuilt er heel wat sprankelende muziek in de eerstelingen die vooral ook de snelle ontwikkeling van de compositietechniek van Dvorak onderstrepen.

Het beroemde nr. 12 met de bijnaam Negerkwartet was het eerste van de drie kamermuziekwerken die Dvorak in de V.S. schreef. Het werd al gauw zijn bekendste en geliefdste kamermuziekwerk. Hoewel het begin is gemodelleerd naar de inleiding van Smetana’s eerste strijkkwartet, bleef weinig over van de grauwe misère uit dat werk. Bij Dvorak zijn nostalgie en gefrustreerde energie de belangrijkste ingrediënten. Dat blijkt vooral uit het prachtige lento met zijn ietwat klaaglijke vioolmelodie.

Dvoraks laatste kwartetten die werden geschreven tijdens een eruptie van creatieve activiteit aan het eind van 1895 tonen zijn muzikale verbeelding op zijn visionairst. Beide laatste kwartetten – nr. 13 in G en nr. 14 in As – worden beide gekenmerkt door een diepe, ambivalente emotionaliteit. De verheven variaties uit het adagio van nr. 13 kennen ook momenten van vreugde, maar de dominerende stemming is er eentje van berusting.

Ongeveer op dezelfde manier heeft het langzame deel uit nr. 14 iets haast ondraaglijk pathetisch dat in de finale wordt vervangen door iets exuberants, vooral weer ontleend aan de Boheemse volksmuziek.

Het Praags kwartet geeft al deze werken met een paar welkome aanvullingen op een heel frisse en spontane manier weer. De volksmuziek invloeden zijn het ensemble uit eerste hand vertrouwd en krijgen extra aandacht. Maar ook de toekomstgerichte vernieuwingen uit de laatste kwartetten worden duidelijk gemaakt.