Dvorak: Pianotrio’s nr. 1-4. Weens pianotrio. MD+G MDG 342.1261-2, 342.1262-2 (2 cd’s, 2u. 09’26”). 2003
Dvorak: Pianotrio’s nr. 1-4. Borodin trio. Chandos CHAN 2x1 241-24 (2 cd’s, 2u. 35’15”). 1983/5
Dvorak: Pianotrio’s nr. 1-4. Trio Fontenay. Teldec 9031-76458-2 (2 cd’s, 2u. 11’49”). 1988/91
Van de vier pianotrio’s die Dvorak schreef, is het laatste tweetal het bekendst en het meest onderhoudend. Het derde uit 1883 is haast orkestraal gedacht en een van de meest geladen werken uit de kamermuziekschat van de componist. In zijn epische expressie lijkt het werk vooruit te lopen op de Zevende symfonie die twee jaar later ontstond. Het allegretto grazoso bevat weer heel pathetische muziek maar een tendens richting overdreven melancholie wordt getemperd door wat meeslepende maar ook ontwrichtende kruisritmen.
Het vierde en laatste trio, extra bekend onder de naam Dumky trio werd in 1891 voltooid. Het is een van Dvoraks bitterzoetste scheppingen. De dumka is een Slavische volksballade in elegische stemming en Dvorak ontwikkelde deze in een muzikale vorm waarin een melancholieke langzame gedachte wordt gecontrasteerd met gedeelten van een sneller, dansachtig karakter. De markante, extra de aandacht vragende cellopartij was bedoeld voor de virtuoos Hanus Wihan die het werk met Dvorak aan de piano en violist Ferdinand Lachner ten doop hield.
Het Weens Pianotrio plaatst deze werken in een heel zonnig daglicht, speelt technisch superieur als team en toont waar nodig vuur en brille, maar elders veel gevoel voor lyriek. Het belangrijkst zijn echter de gevoeligheid en de allure van de voordracht, zeker in de langzame delen.
Op een iets lager niveau weten ook de beide andere ensembles te overtuigen. Ooit was dit repertoire dat het Beaux Arts trio op de plaat introduceerde.