Doderer: Voor viool en orkest DWV 35; Bolero DWV 36 voor 2 piano’s en orkest; Rondane DWV 26. Patricia Kopatchinskaya (v), Johannes en Eduard Kutrowatz (p) met resp. het Weense Konzertverein orkest o.l.v. Ulf Schirmer en Andrés Orozco-Estrada en het Vorarlberg symfonie orkest o.l.v. Thomas Kalb. ORF CD 446 (74’01”). 2005, 2004, 2001
De Weense, in Bregenz in 1969 geboren componiste Johanna Doderer kan niet worden ontzegd dat ze uit een artistiek milieu komt. Ze is een nicht van de auteur Heimito von Doderen en een achterkleindochter van de architect Carl Wilhelm von Doderer. Haar compositiestudie verliep via Beat Furrer, Klaus Peter Sattler en Erich Urbanner en ze manifesteert zich in eigenlijk alle muziekgenres met een inmiddels behoorlijk omvangrijk repertoire. Gek genoeg is ze eigenlijk alleen in eigen land en in mindere mate in Duitsland en Italië enigszins bekend.
Zoals het eigentijdse kunstenaars betaamt, is Doderer met een eigen website, e-mail adres en muziekfragmenten op internet te vinden. Maar beter is het natuurlijk om een aantal representatieve orkestwerken in hun geheel en bij herhaling te horen. Dat loont de moeite en gelukkig zorgde de Oostenrijkse omroep voor deze cd om dat mogelijk te maken. In dit geval gaat het om begin deze eeuw geschreven werken. Alleen de eerste versie van het ongeveer een kwartier durende Rondane ontstond in 1995 voor kamerorkest, maar werd in 2001 uitgebreider georkestreerd. Doderer’s Bolero (2004/5) is een stuk langer dan die van Ravel en misschien minder obsederend, maar daarom haast niet minder welsprekend en expressief. Voor viool en orkest (2004/5) is een voldragen, zowat drie kwartier vergend vioolconcert met een vrij traditionele structuur en veel ruimte voor lyrisch en virtuoos vertoon.
Met vooral de hoogst geëngageerde en beeldend genuanceerd spelende Patricia Kopatchinskaya als hoogtepunt kan deze cd er goed toe dienen om het werk van de Oostenrijkse beter onder de internationale aandacht te brengen.