CD Recensies

DIABELLI: WALS MET COMPLETE VARIATIES, BUCHBINDER, DEMUS

Diabelli Wals met alle 82 variaties. Rudolf Buchbinder. Teldec 0630-17388-2 (2 cd’s, 2u. 17’25”). 1973

 

Diabelli Wals met 64 variaties.  Jörg Demus. DG    480.3303 (2 cd’s, 1u. 40’ 54”). 1971

 

In 1819 schreef de Weense muziekuitgever Anton Diabelli een ‘patriottische’ wals voor piano en vroeg vijftig componisten om daarover een variatie te schrijven. De anthologie werd in 1824 gepubliceerd door de Vaterländische Künstlerverein. Beethoven deed niet echt mee, maar de melodie van Diabelli inspireerde hem tot het schrijven van een eigen verzameling van aanvankelijk 32 variaties waaraan in 1823 een drieëndertigste werd toegevoegd.

Zo ontstonden twee bundels, de eerste met Beethoven de tweede met de overige vijftig componisten. Veel daarvan laat geen diepe indruk na, maar de werkjes van Kalkbrenner, Schubert en Freystädtler zijn bovenmodaal; leuk is het ook om de achtjarige Liszt met zijn eerste gepubliceerde werk tegen te komen.

 

Demus

 

In 1984 verscheen een opname van Jörg Demus met alleen Beethovens Diabellivariaties (Saphir LVC 001064), maar er was een eerdere versie van hem uit 1971 op 2 lp’s was uitgebracht in de Archiv reeks onder nr. 2708.025. In het eerste geval speelde de pianist op een Conrad Graf hammerflügel uit 1835, in het tweede op diverse instrumenten. Het is goed dat die eerdere uitgave in de Eloquence reeks van DG op cd is heruitgeven, want waar gaat het om? Als tot nu toe enige speelde 32 van de 50 variaties die Anton Diabelli aan 

Op deze dubbel cd horen we allereerst Diabelli’s wals. Deze wordt achtereenvolgens gevolgd door 32 van de 50 ‘bestellingen’ plus Beethovens magistrale meesterwerk. Demus’ selectie gebeurde deels op grond van eigen beslissingen over de kwaliteit van de stukjes, deels ook op grond van de beschikbare speelduur. Achtereenvolgens krijgen we te horen: de variaties nr. 1 van Ignaz Assmayr, 2 van Carl Maria von Bocklet, 3 van Leupold Eustache Czapak, 4 van Carl Czerny, 5 van Joseph Czerny, 7 van Joseph Drechsler, 9 van Franz Jakob Freystädtler, 10 van Johann Gänsbacher, 11 van Josef Gelinek, 12 van Anton Hal, 13 van Joachim Hoffmann, 14 van Johann Horzalka, 15 van Joseph Huglmann, 16 van Johann Nepomuk Hummel, 18 van Friedrich Kalkbrenner, 20 van Joseph Kerzkowsky, 21 van Conradin Kreutzer, 22 van Eduard von Lannoy, 23 van Maximilian Joseph Leidesdorf, 24 van Franz Liszt, 26 van Ignaz Moscheles, 28 van Franz Xaver Wolfgang Mozart (2 stuks), 33a van Gottfried Rieger, 35 van Franz Roser en aan het eind van deze reeks de Diabelli variatie nr. 38 van Franz Schubert, 41 van Maximilian Stadler, 42 van Joseph de Szalay, 43 van Václav Jan Tomášek, 47 van Chr. Angelus von Winkhler, 49 van Jan August Vitásek en 50 van Jan Václav Vorisek. De reeks is afgesloten met een coda van Carl Cerny.

Als bekronende climax volgen dan de 33 Variaties van Beethoven. Jammer dat – mogelijk gehinderd door de beperkingen van sommige instrumenten – Demus’ project niet optimaal is geslaagd. Hij speelt vrij didactisch, niet echt bevlogen al zijn onderweg best mooie momenten te ontdekken. Maar zeker in Beethovens werk laat hij teveel steken vallen. Interessant dus, maar niet voldoende overtuigend.

 

Buchbinder

 

Rudolf Buchbinder begint juist met Beethovens variatiewerk en laat dat volgen door het complete vijftigtal andere losse stukken. Wat bij Demus ontbreekt, voegt hij toe: nr. 6 Mortiz Graf von Dietrichstein, 8 Emanuel Aloys Förster, 17 Anselm Hüttenbrenner. 19, Friedrich August Kanne, 27 Ignaz Franz von Mosel, 29 Joseph Panny, 30  Hieronymus Panny, 31 Johann Peter Pixis, 32 Wenzel Plachy, 34 Philipp Jakob Riotte, 36 Johann Baptist Schenk, 37 Franz Schoberlechner, 39 Simon Sechter, 40 aartshertog Rudolph van Oostenrijk, 44 Michael Umlauf, 45 Friedrich Dionys Weber, 46 Franz Weber en 48 Franz Weiss.

Buchbinder speelt op een niet nader gespecificeerde moderne concertvleugel. Dat heeft niet alleen het voordeel van beter, betrouwbaarder gereedschap, maar ook van een homogener klankgemiddelde. Voeg daarbij dat deze pianist een consequenter, steviger greep op de materie heeft, maar ook meer differentieert en onderlinge verschillen benadrukt. In die zin is men met zijn volledige set het beste af.

Wie zoekt naar de mooiste opnamen van Beethovens Diabellivariaties kan echter het beste terecht bij Anderszewski (Virgin 545.468-2), Pollini (DG 459.645-2), Schiff (ECM 2294/5) en Kovacevich (Onyx 4035). De Philips opnamen van Richter en Brendel raken langzamerhand verder buiten bereik.