Dusapin: Orkestsoli nr. 6 Reverso en 7 Uncut; Morning in Long Island. Filharmonisch orkest van de Franse omroep o.l.v. Myung-Whun Chung. DG 481.0786 (62’28”). 2010/2
Pascal Dusapin schreef (tot op heden) 7 Soli voor orkest: Go, Extenso, Apex, Clam, Exeo, Reverso en Uncut. Ze werden in 2010 alle op knappe wijze gerealiseerd door het orkest uit Luik onder Pascal Rophé (Naïve MO 782180, 2 cd’s). Aan hun ontstaan ligt een paradox ten grondslag, namelijk die van soli als collectieve in plaats van individuele uitingen. Het orkest wordt daarbij vernuftig en vrijwel nooit massaal ingezet.
In de Soli tonen vooral de leermeester van de componist, Xenakis en op wat grotere afstand ook Varèse, Dutilleux en laatromantici als Mahler enige invloed. Maar hoogst origineel is hij wel in zijn werk met grote klankvlakken die worden doorbroken door felle trombones en violen in het hoogste register.
In een haast seismische beweging wordt de klankmassa’s vorm gegeven, waarbij steeds volgens de componist sprake is van ‘duistere turbulentie’.
De oplossing verschijnt tenslotte wanneer die turbulentie tot rust komt en in stilte overgaat.
Eigenlijk is het jammer dat Chung de langste solo Reverso, uitkoos want uitgerekend dit stuk heeft iets gekunstelds wanneer na de bereikte stormachtige climax de geesten van de romantiek steeds verder worden afgeschud. Uncut met zijn fanfares en zijn onontkoombare fikse climax vormt daarentegen een waarachtig culminatiepunt.
Chung laat dit tweetal volgen door Morning in Long Island, een werk dat hier vermoedelijk zijn cd première beleeft. In dit vierdelige wek is Ives natuurlijk onontkoombaar; in het afsluitende vierde deel, ‘Swinging’ zelfs met een regelrecht citaat in de geest van diens ‘Central Park in the dark’. Maar hier is ook een fysieke component: tijdens zijn verblijf op Long Island kreeg de componist het zo koud, dat hij zich op het strand ging warmlopen. De ontdekte schoonheid van de vogelzwermen, het zandstrand, het zout en de unieke lichtval waren inspirerend genoeg om dit werk als eerste deel van een reeks van vier op zichzelf staande delen te concipiëren nieuw werk. De overige delen dragen de titels ‘Fragile’, vrij abstract van aard, een korte en bondige ‘Interlude’ en ‘Simplement’ met wat dreigende ondertonen.
Ook hier doen uitvoering en opname alle recht aan deze bijzondere composities.