Enescu: Pianokwintet in a op. 29; Pianotrio in a; Aria en scherzino. Schubert ensemble. Chandos CHAN 10790 (60’44”). 2013
Enescu: Pianokwartetten nr. 1 in D op. 16 en 2 in d op. 30. Schubert ensemble. Chandos CHAN 10672 (66’24”). 2010
Enescu: Pianotrio in g; Sérénade lointaine; Pianotrio in a. Trio Brancusi. Zig-Zag Territoires ZZT 303 (53’17”). 2011
Dit drietal uitgaven is een uitnodiging om nader kennis te maken met de best fascinerende, veelzijdige en intrigerende wereld van Enescu’s kamermuziek. Het geheel illustreert bovendien mooi hoe de stijl van de componist zich ontwikkelde van een eclectische laatromantische muziektaal in de richting van een complexer en veel persoonlijker idioom.
Wanneer we de hier opgenomen werken in chronologische volgorde nemen, is daar eerst het Pianotrio in g uit 1897. Het werk van een hoogbegaafde zestienjarige, maar we l nog in de voortgezette stijl van Beethoven, Mendelssohn, Schumann en Dvorak.
Met de Sérénade lointaine uit 1903 zorgde de componist voor een aardig eerbetoon aan het Roemeense koningspaar. Dit werk werd pass in 2004 teruggevonden.
Aria en scherzino is een kort tweedelig werk voor vioolsolo uit 1908.
De duidelijke overgang is er bij het Pianokwartet nr. 1 uit 1909. Hier spreekt meer dan Franse ziel, bijvoorbeeld van Fauré, Debussy en Ravel, maar wel in donkerder kleuren. De rol van de piano is hier interessant als contrast met de ietwat sinistere strijkers. Vloeiende, niet al te contrastrijke muziek vol onderhuidse spanningen.
Een kleine volgende stap biedt het Pianotrio in a uit 1916, want hier klinkt een echt rijp, introvert, fraai contrapuntisch en heel expressief stuk. Het werk kwam geruime tijd niet of nauwelijks tot uitvoering totdat de pianiste Hilda Jerea het in 1967 uitvoerde. Daarna verdween het stuk weer een paar decennia, waarna Pascal Bentoiu voor een nieuwe uitgave zorgde en het Schubert ensemble nog voor wat eigen correcties zorgde.
Volgt het Pianokwintet uit 1940, geschreven ter herinnering aan ‘mon maître Fauré’, maar nu juist weer als contrast aanzienlijk minder Frans klinkend. Intussen was namelijk voor de componist de kracht van de Roemeense volksmuziek belangrijk geworden.
En dan is daar tenslotte het late Pianokwartet nr. 2 (1944) dat een van de weinige werken is die Enescu tijdens W.O. II componeerde.
Zowel het uit Ferenc Vizi (p), en Laura Buruiana (v) en Arthur Soulès-Aguilar (vc) bestaande Brancusi trio als het uit William Howard (p), Simon Blendis (v), Douglas Paterson (va) en Jane Salmon (vc) bestaande Schubert ensemble doen hun uiterste best om van deze werken zo gelaagd mogelijke vertolkingen te geven en klinken doet dit drietal opnamen puik.