Enescu: Roemeense rapsodieën nr. 1 in A op.11/1 en 2 in D op. 11/2; Bartók: Hongaarse beelden Sz. 97; Hongaarse volksdans suite op.18; Weiner: Hongaarse volksdans suite. Schots nationaal orkest o.l.v. Neeme Järvi c.q. Hugh Bean (v) met het Philharmonia orkest. Chandos CHAN 6625 (64’36”). 1990
Goed als de interpretatie van Bartóks Concert voor orkest is, moet men deze cd vooral beschouwen als een goed uitgangspunt voor de beide Roemeense rapsodieën van Enescu. Dit is namelijk een beter klinkende uitgave van deze werken dan die van Foster (ex Erato 3984-24247-2, nu Warner2564-62032-2) omdat Järvi nog wat meer warm idiomatisch gevoel toont voor deze vlotte door landelijke folklore geïnspireerde muziek waarvan hij de frasen heel mooi vormgeeft en de diverse passages mooi aan elkaar knoopt. De opnamekwaliteit is van dien aard, dat de muziek extra genuanceerd en kleurig klinkt.
De eerste rapsodie mag dan het populairst zijn, de tweede doet daar feitelijk niet voor onder en het is goed ook deze nader te leren kennen. De vierdelige suite van Weiner is in een eerder wat Westerser georiënteerde stijl geschreven dan wat Bartók en Kodály met dergelijke grondstof deden, maar klinkt hier dramatisch en volbloedig aangepakt ook heel waardevol.