Enescu: Pianowerken (compleet). Raluca Stirbat. Hänssler 98.060 (3 cd’s, 3u. 21’19”). 2010/5
Enescu: Suites nr. 1 in g op. 3 nr. 1-4 ‘Dans le style ancien’, 2 in D op. 10 nr. 1-4 en 3 op. 18 nr. 1-7 ‘Pièces impromptu’s’. Luiza Borac. Avie AV 0012 (78’58”). 2003
Enescu: Prélude en fuga in C; Nocturne in Des; Scherzo in fis; ‘Pièce sur le nom de Fauré’; Pianosonates nr.1 in fis op. 24 en 3 in D op. 24. Luiza Borac. Avie AV 2081 (73’32”). 2005
Wie een bewijs zoekt voor de intellectuele integriteit van Enescu moet zich eens verdiepen in het lot van diens tweede pianosonate. Deze zat besloten in zijn hoofd, maar werd nooit op papier gebracht. Het werk kreeg zelfs een opusnummer. Voor de componist was het realistisch genoeg dat hij het zich had verbeeld. Ooit beweerde hij: “ als ik alles wat ik in mijn hoofd heb zou moeten opschrijven, zou ik meer dan honderd jaar nodig hebben.”
Waaruit bestaan die complete wèl bestaande pianowerken eigenlijk? Uit de Suite nr.1 op. 3 nr. 1-4 in g ‘Dans le style ancien’, 2 in D op. 10 nr. 1-4 en 3 op. 18 nr. 1-7, Prélude en scherzo in fis; Barcarolle in Bes; La fileuse; Impromptu’s in As en C; Regrets; Prélude en fuga in C; Nocturne in Des; Sonatedeel in fis; ‘Pièce sur le nom de Fauré’; Pianosonates nr.1 in fis op. 24 en 3 in D op. 24.
De bekendheid van Enescu is vooral gebaseerd op zijn Roemeense rapsodieën, zijn drie symfonieën, het symfonisch gedicht Vox maris, het dixtuor, Impressions d’enfance, de strijkkwartetten, de vioolsonates nr. 2 en 3 en de opera Oedipe.
In 2005 gaf Luiza Borac een voorproefje van wat Enescu’s pianowerken behelzen, maar nu heeft Raluca Stirbat voor een welkome, nuttige volledige uitgave gezorgd.
Bij deze werken valt op dat het vaak gaat om typische klankschilderingen met een vaak exotisch karakter en subtiele licht- en schaduwwerkingen. In de handen van een competente en toegewijde musiciennes als Borac en Stirbat is, klinkt het materiaal vooral erg boeiend.
Wat voorbeelden. De Prélude en fuga dateert uit 1903 en is hoorbaar van een jonge componist. Het voorspel klinkt wat nevelig evocatief, de zes minuten durende fuga die daarop volgt behoort tot de koelste, meest ontspannen soort ooit. De Nocturne uit 1907 in met zijn twintig minuten speelduur nogal omvangrijk; in het werk wordt iets opgeroepen van de mystieke wereld van het aan de zee gewijde symfonische gedicht Vox maris uit 1929 (herzien in 1951).
Het prille Scherzo uit 1896 is wel verwant genoemd met Brahms, maar Saint-Saëns likt hier beter als verwant. De eerste pianosonate (1925) is doortrokken van tragedie en treurigheid met een referentie aan het lastig precies te vertalen Roemeense woord ‘Dor” dat voor ‘verlangen’, ‘nostalgie’ en ‘smachten naar liefde’ staat.
In de eerste pianosonate (1924) herkennen we nog invloeden van Debussy en Ravel. Bij het eerste deel uit de derde pianosonate (1933) die kort na de voltooiing van de opera Oedipe ontstond, worden we sterk aan de Bartók van de ‘Roemeense dansen’ aan het eind van Mikrokosmos herinnerd; het door volksmuziek geïnspireerde tweede deel heeft wat van de declamatorische stijl van vioolsonate nr. 3. Van die pianosonate maakte Dinu Lipatti in 1948 een fantastische opname (EMI 763.038-2).
Zowel Borac (die in 1991 de Internationale Enescu prijs won) als Stirbat houden hoorbaar erg van deze muziek en interpreteren met gezag. Ze tonen zich gevoelig voor sfeer en karakter en weten zich verwant met de wereld van de folklore en het impressionisme. Ook al bracht het vruchtbare brein van de componist lang niet alles op papier wat hij bedacht, het legaat dat hij naliet is vrijwel eindeloos fascinerend en loont de moeite van het nauwkeurig aanhoren. Gelukkig klinken ook beide opnamen heel goed.