Enescu: Vioolsonates nr. 2 in f op. 6 en 3 in a op. 25 Dans le caractère populaire roumain; Impressions d’enfance op. 28. Daniel Rowland en Natacha Kudritskaya. Champs Hill CHRCD 120 (73’28”). 2015
George Enescu was een begenadigd violist, dirigent en componist. Door invloeden van het Franse impressionisme, Roemeense volksmuziek en de Duitse laatromantiek is zijn werk lastig precies te classificeren, zodat men hem van stilistische ambiguïteit betichtte.
Feitelijk had Enescu zelf zijn richting niet duidelijker kunnen aangeven. De aanduiding ’van Roemeense volksaard’ wijst op een sterk nostalgisch verlangen naar zijn geboorteland, met de levendige spelstijl van de Moldavische vedel.
Hij citeerde niet daadwerkelijk uit de volksmuziek, maar schiep zijn eigen exotische, improviserende en opzwepende dansen.
Als vioolpedagoog leverde hij voortreffelijke studenten af: Yehudi Menuhin, Ivry Gitlis, Christian Ferras, Ida Haendel en Arthur Grumiaux.
Met zijn Poème roumain voororkest en woordloos koor op.1 (1897) had de jonge componist meteen succes en won hij de gunst van de Roemeense koningin (Andreescu, Olympia OCD 443). Twee jaar later volgde de Vioolsonate nr. 2 toen hij als 17-jarige bij Fauré in Parijs studeerde. Meteen bezit ook dit doelgerichte werk behoorlijk wat distinctie. Mogelijk omdat het goeddeels is afgeleid van het lange, duistere en geheimzinnige beginthema.
Hoe anders is de Vioolsonate nr. 3 uit 1926. Daaraan ligt de doina, een langzame, melancholieke, typisch Roemeense liedvorm in mineur ten grondslag.
De Impressions d’enfance (1940) hebben het heel persoonlijk karakter van een eenzaam kind dat een zigeunermusicus hoort, een bedelaar ontmoet, een gekooide vogel en een koekoeksklok en dat in muziek verwerkt.
Als lid van het Brodsky kwartet komt Daniel Rowland beslagen ten ijs en de Oekraïnse pianiste Natacha Kudritskaya die eerst in Kiev studeerde en daarna bij Alain Planès en Jacques Rouvier in Parijs is zeker niet zijn mindere. Samen vormen ze een hecht koppel dat met groot engagement, veel precisie en de nodige fantasie deze werken uitvoert.
Dat leidt tot glansmomenten als het lyrische eerste deel van de tweede sonate en het onderstreepte volksdanskarakter van de derde en knappe vogelzang imitaties in de Impressions. Eigenlijk alleen Leonidas Kavakos en Péter Nagy
(ECM 476.053-2) maakten een nog mooiere opname van de sonate nr. 3 en de Impressions d’enfance. Van de Vioolsonates nr. 2 en 3 bestaat ook een mooie versie van Adelina en Justin Oprean (Hyperion CDH 55.103).
Remus Azoitei en Eduard Stan namen de volledige werken voor viool en piano op (Hänssler CD 98239/40), maar kwamen niet tot een beter resultaat.