Enescu: Oedipe op. 23. Monte Pederson (bs., Oedipe), Egils Silins (bs., Tiésias), Davide Damiani (b., Créón), Michael Rolder (t., schaapherder), Goran Simić (bs., hogepriester), Peter Köves (bs., Phorbas), Walter Fink (bs., wachtman), Yo Chen (b., Thésée), Josef Hopferwieser (t., Laïos), Marjana Lipovsek (ms., Jocaste), Ruxandra Donose (s., Antigone) en Mihaela Ungureanu (ms., Mérope) met de Wiener Sängerknaben en het Ensemble van de Weense Staatsopera o.l.v. Michael Gielen. Naxos 8.660163/4 (2 cd’s, 2u.08’26”). 1997
Nu de Nationale Opera in december 2018 voorstellingen geeft van de Tragédie lyrique en 4 aktes en 6 tableaux waaraan Enescu wel twintig jaar werkte tot 1936, is het misschien nuttig om nog wat aandacht te schenken aan de goedkoopste van de drie opnamen.
In dit werk wordt de geschiedenis van Oedipus van begin tot eind verteld in het Franse libretto van Edmond Fleg, dat is gebaseerd of Sophocles’ beide tijdens de Pelepponnesische oorlog geschreven werken, Koning Oedipus en Oedipis in Colonus.
In de eerste akte gaat het om zijn geboorte in Thebe, de voorspelling van Tiresisas dat hij zijn vader Laius zal vermoorden en met zijn moeder Jocaste zal trouwen. In de tweede akte verlaat hij twintig jaar later Corinthe waar hij door Polybos en Mérope was geadopteerd.Hij ontmoet zijn vader en doodt deze. Daarna gaat hij op weg om de sphinx te doden en als redder naar Thebe terug te keren en daar te worden verwelkomd. Tenslotte realiseert hij met schrik wat hij heeft gedaan, steekt hij zijn ogen uit en vlucht met zin dochter Antigone naar Colonus aar hij tenslotte rust en vrede vindt nadat de furiën hem absolutie hebben verleend.
De hoofdrol is een zware maar Monte Perderson gaat hierin tot expressieve uitersten om zijn arrogantie, vrees en tenslotte zijn noblesse in een duidelijk licht te plaatsen. Marjana Lipovsek is een sensuele, maar ook waardige Jocaste, Davide Damiani een verwaande Créon, Egis Silins een felle Tirésias, Michel Rolder een verwarde schaapherder en Mihaela Ungureanu een bezorgde Mérope. Maar heel opvallend is de Sphinx van Marjana Lipovsek in een dubbelrol die bij toerbeurt charismatisch en sinister is en waarin ze elke frase mooi kleurt.
Het Weense koor zingt de belangrijke, maar lastige koorgedeelten met de nodige felheid, maar ook mooi van toon.
Michael Gielen, specialist in twintigste eeuwse muziek, weet het werk - half opera, half oratorium - mooi gestalte te geven in deze pas in 2006 uitgebrachte opname waarin andere waarden worden gekoesterd dan dan die van de eerder besproken Foster (EMI 754.011-2) en de Amerikaanse van Hobson (Albany TROY 861/2).