CD Recensies

ENESCU: VIOOLSONATES NR. 1, 2 EN OP.POSTH.

Enescu: Vioolsonates nr. 2 in f op. 6, nr. 3 in a op 25 ‘Dans la carastère populaire roumain’ en in a op. posth. ‘Torso’; Impromptu concertant in G. Axel Strauss en Ilya Poletaev. Naxos 8.572691 (67’16”). 2011

Ongetwijfeld was de Roemeen George Enescu een begenadigd violist, componist en dirigent. Door invloeden van de Duitse laatromantiek en het Franse impressionisme is zijn werk wat lastig te classificeren. Hij is daarom wel van stilistische dubbelzinnigheid beschuldigd. Maar daarmee had de componist zelf zijn richting haast niet duidelijker kunnen definiëren.

Naxos heeft het voortreffelijke plan gehad om de complete uitgave van de werken voor viool en piano uit te brengen en dit is nummer één van die reeks. Vioolsonate nr. 2 (1899) is het driedelige hoogste expressieve werk van een achttienjarige die hier zijn eigen stijl vond. Er is een invloed van Roemeense melodiek te herkennen, maar die van Brahms lijkt sterker. 

De Torso sonate (1911) is ééndelig. Of deze was bedoeld voor een nooit geschreven complete sonate? Weer zijn Roemeense invloeden in een romantisch idioom verwerkt. 

Er wordt meteen hoog ingezet met de Sonate nr. 3 uit 1926. De titel van het werk wijst op een sterk nostalgisch verlangen naar zijn geboorteland van de in Parijs levende componist; een land waarin de Moldavische vedel en een levendige speelstijl heersten.

Daadwerkelijk wordt hier geen volksmuziek geciteerd, maar een eigen exotische met quasi improviserende melismen en opzwepende dansmotieven. Het begindeel, malinconio, heeft een weeklagende, melancholieke sfeer zoals we die ook uit Bartóks Roemeense Volksdansen kennen. Daarna volgt nog een soort weeklacht van de viool bij een haast ijle, maar doorschijnende pianobegeleiding. Af en toe lijken de open, hese tonen van de herdersfluit door te klinken. Volgens Alfred Cortot zorgde dit voor de “geheimzinnige sfeer van Roemeense zomernachten met beneden de haast eindeloze verlaten vlaktes en boven oneindige sterconstellaties”

Het volgende allegro barst los in een uitzinnige dans met veel vuurwerk van de viool.

De Concertante impromptu (1903) kan als een soort toegift worden beschouwd.

Ooit speelde Yehudi Menuhin als leerling van Enescu dit repertoire, later kwamen daar onder meer Peter Csaba en Arto Satukangas (Ondine ODE 789-2), Adelina en Justin Oprean (Hyperion CDH 55103), Lydia Mordkovitch en Ian Fountain (Chandos 10476) bij, maar het duo op Naxos speelt minstens of zelfs meer geëngageerd en levendig zodat met een gerust hart op de volgende uitgave kan worden gewacht en dit meteen een goede investering lijkt voor een volledige uitgave van dit repertoire.