Fauré: Nocturnes nr. 1-3 op. 33 nr. 1-3; Nocturnes nr. 4 in Es op. 38, . 5 in Bes op. 37, 6 in Des op. 63, 7 in cis op. 74, 8 in Des op. 84, 9 in b op. 97, 10 in e op. 99, 11 op. 104/1, 12 in e op. 107, 13 in b op. 119; Thème et douze variations op. 73; Ballade in Fis op. 19; Préludes op. 103 nr. 1-9. Jean-Philippe Collard. EMI 769.149-2 (2 cd’s, 2u. 18’09”). 1973/83
Fauré’s dertien Nocturnes behoren tot zijn mooiste en dichterlijkste werken voor solopiano. Ze omvatten vrijwel zijn hele loopbaan als componist; de eerste nocturne, een stemmig stukje in Es, werd geschreven tijdens zijn gedoemde relatie met Marianne Viardot en de laatste, een doordringend felle en krachtige compositie, dateert uit de periode rond de dood van zijn vriend en leermeester Camille Saint-Saëns.
Hiertussen hangt een mooie slinger van glorieuze werkjes, met onder andere momenten van Lisztiaanse virtuositeit (nrs. 2 en 5), art-nouveau achtige complexiteit en sensualiteit (nrs. 3 en 4) en de rijke, geheimzinnige wereld van nrs. 6 en 7 die Fauré schreef op het hoogtepunt van zijn kunnen.
In de latere werken bevindt de stijl van Fauré zich in de meest verkennende fase. Deze fase luidde, net als bij Beethoven, het begin van de aftakeling van zijn gehoor is. Zijn muzikale taal werd eenzelviger, geconcentreerder en minder voorspelbaar in harmonisch opzicht. Weg waren de pesterige, decoratieve, in elkaar gevlochten figuraties van de vroege nocturnes – vervangen door geconcentreerde, verfijnde evocaties van smart, zoals in nr. 11 en de ongeëvenaarde nr. 13.
Er bestaan diverse fraaie opnamen van de hele reeks en afzonderlijke exemplaren van de nocturnes, maar de volledige reeks van Jean-Philippe Collard behoort zeker tot de beste. Hij schept een sfeer van diepe, directe vereenzelviging met deze meerdimensionale stukken. Extra voordeel: ook de schitterende Préludes, de Ballade en Thème et variations zijn in volle glans aanwezig.
Een waardevol alternatief levert eventueel Kathryn Stott (Hyperion CA 44601/4, 66911/4 (4 cd’s).