CD Recensies

FAGERLUND: FAGOTCONCERT; WOODLANDS

Fagerlund: Fagotconcert Mana; Woodlands; Aho: Solo nr. 5; Fagotconcert 2004. Bram van Sambeek met het Lahti symfonie orkest o.l.v. Okko Kamu c.q. Dima Slobodeniouk. BIS SACD 2206 (76’09”). 2015

 

Even kwam de herinnering op aan J.B. Priestley’s kostelijk novelle (frolic) Low notes on a high level uit 1954 dat – toevallig? – gaat over een mr. Dobb uit Norroland die de Dobbophone heeft uitgevonden, een instrument met klanken uit een bijna subsonisch bereik, waarvoor een concert is geschreven, dat op BBC 3 zijn première zou moeten beleven. Hebben Scandinaviërs in het algemeen en Finnen in het bijzonder iets met dergelijke laag grommende instrumenten?

Kalevi Aho leverde in ieder geval een paar bijdragen aan het genre met zijn Concert voor contrabas en orkest uit 2005 (Eero Munter met het Lahti symfonie orkest onder Jaakko Kuusisto, BIS SACD 1866) en dat voor contrafagot (Lewis Lipnick met het Bergen filharmonisch orkest o.l.v. Andrew Litton, BIS CD 1574).

Ook Bram van Sambeek, waarschijnlijk Nederlands beste en in elk geval bekendste fagottist maakte nu een opname van Aho’s fagotconcert (eentje van zijn tot nu toe 26 stuks!) en hij combineert dat met een dito van de onbekendere, jongere landgenoot van Aho, Sebastian Fagerlund (1972) en een solowerk van beide componisten. Woodlands lijkt een soort op de natuur betrokken voorbereiding op het concert van  Fagerlund, Solo nr. 5 van Aho is abstracter, dramatischer en maakt gebruik micro intervallen en multiphonics.

Het karakter van beide soloconcerten is aangenaam verschillend. Fagerlund plaatst de solist in zijn werk enigszins in de gangbare rol van primus inter pares, getuige ook de ondertitel mana (Zweeds voor geestenbezwering) als intermediair tussen reëel en irreëel, terwijl Aho er meer op uit is om zoveel als het kan de mogelijkheden van hert solo instrument uit te buiten en een orkest een krachtig weerwoord te laten geven. De passacaglia is een hoogtepunt uit het werk. 

Zo’n vijf kwartier lang kunnen we bewonderend toehoren hoe Van Sambeek de speeltechnische barrières van dit viertal werken met schijnbaar gemak neemt en nog ruimte heeft om er boeiende muziek met van de fagot soms onverwachte effecten en kleuren van te maken.