Farnaby: Fantasieën MBE. 6, FVB. 320, MBE. 8, FVB. 323, MBE. 4, FVB. 333, MBE 4., FVB 489., MBE 12., FVB 343., MBE. 13, FVB. 347, MBE. 10, FVB. 313, MBE. 9, FVB. 270; Part songs MBE. 7, FVB. 489 en MBE. 3, FVB. 340; Construe my meaning (bew); Ay me, poor heart MBE. 11, FVB. 330; Witness, ye heavens (bew); Loth to depart. Glen Wilson. Naxos 8.570025 (58’30”). 2005
De overlevende klavecimbelwerken van Giles Farnaby (1562-1640) – 53 in getal – maken ongeveer een zesde deel van het totale Fitzwilliam virginal book uit. Die omvangrijke collectie van 297 klavecimbel- en virginaal muziek werd met verdere werken van Byrd, Bull,, Gibbons en Tomkins vermoedelijk door Francis Tregian nog in de late zestiende eeuw samengesteld.
Volgens Glen Wilson zijn de Fantasieën ‘sober pieces in strict polyphony with no tekst and no fixed melody or cantus firmus’. Maar ze eindigen steeds met een virtuoze toccata en zijn allerminst saai.
Dat Wilson ze niet te snel speelt is logisch, want hij heeft in deze werken al zijn technische aandacht nodig voor de pyrotechniek die hij met de nodige panache gelukkig ook weet op te brengen.
Ook de luisteraar moet zelf liefst deze muziek grondig onderzoeken om alle geheimen deelachtig te worden. De aardige bewerkingen van wat part-songs klinken vrijelijk, maar haast het meest intrigerend is de laatste werk, Loth to depart.
Ter bekroning van dit prachtige recital speelt Wilson ook nog op een mooi, willig Ruckers instrument, dat zijn vitale, bravoureuze aanpak goed aankan en dat heel fraai is opgenomen. Jammer dat de resterende twintig minuten speelduur niet meteen nog is benut voor andere klavecimbelwerken als Farmer’s pavan, Mai Sims, A Maske, Pawles wharfe, Tower Hill en andere. Daarvoor moet men bijvoorbeeld naar opnamen van ook de ook geweldige Pierre Hantaï (Accord 476.057-2) en Timothy Roberts (early Music EMCCD 7756).