Franck: Ballade op. 9; Schubert: ‘Die junge Nonne’, ‘Die Forelle’, ‘Des Mädchens Klage’, ‘Das Zugenglöcklein’ (bew) op. 8 M 15; Fantasie over 2 Poolse volksliederen op. 15 M. 18; Souvenirs d’Aix-la-Chapelle op. 7 M. 14. Julia Severus. Naxos 8.572901 (62’00”). 2012
Wie weet dat Franck ooit begon als toernees makende virtuoze concertpianist voordat hij zich in Parijs vestigde en nog wel een paar bijzondere pianowerken (Prélude, choral et fugue M. 21, Prélude, aria et final M. 23 en Prélude, fugue et variation M. 30) componeerde, maar toch vooral toelegde op orgelwerken de vioolsonate en zijn enige symfonie, zal niet verbaasd zijn dat hij in zijn jonge jaren juist voor solopiano schreef. Dat hij goed kon improviseren was ook bekend. Alleen heeft dat nooit veel aandacht gehad.
Nu krijgt het die achteraf gelukkig wel. Ze wordt niet louter met eenvoudige werken geconfronteerd. De Ballade is een contrastrijk werk waarin pastorale rust wordt verstoord door stormachtige momenten. Ze geeft op exacte, intelligente helder en duidelijke manier vorm aan de modulerende thema’s en de wisselende harmonieën.
Eenvoud en een duiding van de oorspronkelijk bedoelde expressie kenmerken de manier waarop ze een viertal liedbewerkingen van Schubert uitvoert.
Nogal opvallend klinken de dichterlijke bewerkingen van een tweetal Poolse volksliedjes die waren opgedragen aan de prinses de Ligne. Gelukkig wordt hier geen moment gesentimentaliseerd. Het diepreligieuze karakter van de componist komt aan de beurt in zijn Souvenirs of Aix-la-Chapelle.
Het doelgerichte, nu eens tere, dan weer felle of juist verheven spel van Severus imponeert in alle geledingen. Des te beter, want gelijkwaardige, even volledige alternatieven zijn er feitelijk niet.