Feinberg: Pianosonates nr. 1 op. 1, 2 op 2, 3 op. 3, 4 op. 6, 5 op. 10, en 6 in b op. 13. Christophe Sirodeau en Nikolaos Samaltanos. BIS CD 1413 (70’13”). 1993/2002
Het was Marc-André Hamelin die eind maart 2018 in Amsterdam een paar Pianosonates van de Russische componist Samuil Evgenievitch Feinberg (1890-1962) speelt die attent maakte op een componist, die inderdaad onthullende muziek als een soort super mystieke Scriabin blijkt te hebben geschreven.
Om de twaalf, vrij korte werken op te nemen, zette BIS twee zeer met de materie vertrouwde pianisten in. De sterk wisselende tinten van Sonate nr. 1 geven meteen een indicatie van wat we mogen verwachten. Ook de harmonische taal is zeer afwisselend. We bevinden ons daarmee halverwege Scriabin en Berg. Het einde van de 8’50’ durende sonate komt als een verrassing.
Over de volgende sonates merkt de toelichting op dat het idioom verwantschap zou hebben met Szymanowski en Medtner. Sonate nr.3 is uit 1916 maar moest tot 1974 wachten eer hij werd gepubliceerd. De marcia funebre en het fugato werden opnieuw gebruikt in het Pianoconcert nr. 1 op. 20. Het is bij uitzondering een wat langer, vrij duister werk met een vreemd genoeg ’sonate’ genaamd derde deel.
Van dat eerste pianoconcert lijkt geen opname te bestaan, van nr. 2 op. 36 wel, met de componist zelf, samen met de Suite op. 25 en Beethovens Pianosonate nr. 11 (Melodyia MEL CD 10.01005) uit 1939, 1946 en 1960.
Zijn impulsieve Pianosonate nr. 4 droeg de componist op aan Miaskovsky en schijnt te te zijn gebaseerd op de novelle De meester en Margarita van Bulgakov. Met de heftige sonate nr. 5 vol prestissimi zijn we aangekomen in 1921
Voor de enigszins apocalyptische Pianosonate nr. 6 kan een pleidooi worden gehouden dat het de beste is. Hier wordt het B-A-C-H motief gebruikt en lijkt Debussy even om de hoek mee te kijken.
Voor de verrichtingen van de beide pianisten kan men slechts de grootste waardering hebben. Ze vervolgden deze reeks met de Pianosonates nr. 7-12 op BIS CD 1414