Franck: Stradella. Isabelle Kabatu (Léonor), Marc Laho (Stradella), Werner van Mechelen (Spadoni), Philippe Rouillon (hertog van Pesaro), Xavier Rouillon (Pietro) e.a. met het ensemble van de Opera van Wallonië, Luik o.l.v. Paolo Arrivabeni. Dynamic CDS 7692/1-2 (2 cd’s, 1u. 47’19”). 2012
De geschiedenis kan soms merkwaardig verlopen, ook de muziekgeschiedenis. Zo werd in 1833 ineens de aria ‘Sei i miei so sospiri’ bij de Parijse beau monde erg populair. Hoewel die eigenlijk van Fétis was, werd deze toegeschreven aan de Italiaanse componist, fraudeur en serieverleider Alessandro Stradella (1644 - 1692) toegeschreven.
De herontdekking van die aria leidde tot hernieuwde belangstelling voor deze Casanova onder de componisten. Dat leidde in 1835 tot Il cantore di Venezia van Virginio Marchi, in 1837 tot Stradella van Louis Niedermeyer, in 1844 tot Flotows Alessandro Stradella en in 1850 tot Vincenzo Moscuzza’s Stradella il trovatore.
Als verrassing bevond zich ook de nog jonge, 19-jarige César Franck, die later allerminst bekend werd als operacomponist onder hen met zijn Stradella uit 1841. Het werk verhaalt over Léonor die op het punt staat Venetië met haar minnaar Stradella te verlaten, maar op her laatste moment wordt gekidnapt oor agenten van de wellustige hertog van Pesaro. In de tweede akte wordt ze door Stradella uit diens kerker bevrijd, maar wordt het tweetal in de derde akte weer door handlangers van de hertog in Rome ontdekt. In plaats van hen ter dood te veroordelen, is de hertog zo getroffen door de prachtige zang van Stradella dat hij h et vergiffenis schenkt.
De opera was niet Francks gelukkigste terrein. Na Stradella schreef hij nog Le valet de ferme (1853) en de in bloed gedrenkte historische melodrama’s Hulda (1885) en Ghiselle (1889).
Voor Stradella schreef hij best aantrekkelijke lyrische muziek, zeker voor het koor, maar ook voor de hoofdrolspelers, maar ook voor de trawant van de graaf, Spadoni en de huurmoordenaars Pietro en Michael. Maar tot een echt goede uitbeelding van de karakters komt het niet.
In de Luikse opvoering onderscheidt vooral Isabelle Kabatu zich positief als Léonor. Als Stradella komt Marc Laho wat langzaam op stoom, maar ontwikkelt hij zich gestaag. Philippe Rouillon (hertog) en Werner van Mechelen (Spadoni) uiten hun slechtheid vocaal goed en als gulzige, maar blijkbaar muziekminnende moordenaars zijn Xavier Rouillon (zoon van) en Giovanni Iovino in hun element.
De begeleiding door Paolo Arrivabeni is effectief en afgezien van een wat dunne strijkersklank klinkt de ‘live’ opname goed.