Françaix: Musique de chambre. Strijkkwartet; Vioolsonatine; Tema con variazioni voor klarinet en piano in a; Divertimento voor piano en 3 strijkers; Dixtuor; Bagatellen voor piano en 4 strijkers nr. 1-8; Mozart: Kwintet voor piano, hobo, klarinet, fagot en hoorn in Es KV. 452 (bew. Françaix); Octet voor klarinet, fagot, hoorn en 5 strijkers ‘A huit’; Divertimento voor fagot en 5 strijkers; Kwintet voor klarinet en strijkkwartet; Sextet ‘L’heure du berger’. Yuriko Naganuma (v), Sylvie Senteac (v), Jean-Christophe Grall (v), Laurent Jouanneau (va), Paul Broutin (vc), Jean Françaix (piano), Jean-Louis Sajot (kl), Vincent Prats (fl), Philippe Graufogel (h), Jean-Marie Poupelin (fag), Lola Decours (fag), Cyril Esposito (hrn), Antoine Degremont (hrn), Philippe Blard (cb), Jean-Olivier Bacquet (cb), David Braslawsky (piano). Indésens INDE 043 (3 cd ’s, 2u. 55’51”). 1996/2012
Ongehinderd door alle avant-garde stromingen van serialisme. Boulezisme en andere -ismen bleef Jean Françaix (1912 - 1997) tussen 1925 en 1995 plezierige, makkelijk in het gehoor liggende muziek schrijven: kruidig zonder bitter te worden, smaakvol maar zonder te veel aroma. Zelfs in Parijse cafés werd hij gespeeld.
Op de eerste cd krijgen we zijn korte Strijkkwartet nr. 1 uit 1937 te horen. Het zou een leuke aanvulling zijn op opnamen met de kwartetten van Debussy en Ravel. In de levendig-brutale Vioolsonate (1934) horen we trekjes sarcasme en ironie. Het ‘andante’ is als een nocturne, de ‘finale’ klinkt wat somber.
De reeks variaties voor klarinet zijn kostelijk en in het Divertissement spelen de piano en de strijkers op speelse wijze ieder een eigen rol. elkaar aansporend of juist rust brengend. De finale heeft een leuk tussenspel waarin de piano zwijgt.
De tweede cd begint met het Dixtuor (1987) voor een gecombineerd strijk- en blaaskwintet. Het werk begint langzaam en pastoraal, het tweede deel is leuk scherzo en in de finale krijgen de eerste viool en de fluit/piccolo mooie solokansen.
De Bagatellen (1980) beginnen wat aarzelend en abrupt en lijken gebouwd op fragmentarische gedachten in solo- en duetvorm totdat de ideeën meer samenhang gaan vertonen en een dramatische cellosolo de finale inleidt.
Een aardige verrassing is het door Françaix in 1995 voor blazers en strijkers als nonet herschreven Kwintet voor piano en blazers. Beide groepen zijn duidelijk tegenover elkaar geplaatst en mengen nauwelijks. Françaix vond een goede oplossing waardoor de piano helemaal niet wordt gemist.
CD 3 begint met een van mijn lievelingswerken, het Octet voor klarinet, fagot, hoorn, strijkkwartet en contrabas. Het werk begint wat aarzelend met soli van klarinet en fagot, maar daarna komt een feestelijke party op gang. Zelfs een oude wals komt voorbij.
In het korte Divertissement voor fagot en strijkers (1942) staat de fagot even mooi in de schijnwerpers. Daarna is het Klarinetkwintet (1977) serieuzer van karakter, vooral dankzij een nogal somber adagio. Na zoveel te hebben gehoord, biedt het Sextet ‘L’heure du berger’ uit 1947 eigenlijk alleen nog maar meer van hetzelfde.
De verklankingen zijn alle fris, levendig en goed verzorgd, de mooie opname laat wel wat bijgeluiden van de ademende blazers horen. Aardig dat de componist zelf aan de piano bijdragen leverde. Dat staat garant voor authenticiteit.