Fauré: De 13 Barcarolles. Delphine Bardin. Alpha 162 (59’12”). 2008
Net als zijn kamermuziek vormen de pianowerken van Fauré uiterst persoonlijke stukken in een duidelijk introspectieve, dromerige stemming. De keuze van de gehanteerde vormen – nocturnes, barcarolles, préludes, impromptu’s – verraadt een zekere schatplichtigheid aan een vroegere componistengeneratie, met name aan Chopin wat de dichterlijke concentratie en de heldere vormen betreft. Maar ook aan Liszt (die Fauré goed kende) voor wat betreft de grillige kleuring.
Van de integrale reeks bestonden al opnamen van de pionier Germaine Thyssens-Valentin (1902-1987) uit eind jaren vijftig vorige eeuw (Testament SBT 1215) en verder onder meer Katryn Stott (Hyperion CDA 66911/4, 4 cd’s), Jet Röling (Ottavo OTR 69971), Paul Crossley ( CRD CRD 342-2) en zelfs van de merkwaardige, haast autistische Pierre-Alain Volondat (Naxos 8.5553634). Hoewel de langzamerhand historische opname van Thyssens-Valentin nog steeds een unicum vertegenwoordigt, beschikt ook de jeugdige Bardin over de juiste instelling om deze werken op frisse wijze alle recht te doen. Wat bij haar vooral treft, is de intieme expressie; alsof ze voor iedere luisteraar persoonlijk speelt. De rubati zijn precies juist gedoseerd, de articulatie heeft finesse, de melodievorming is zangerig, de krachtigste fortissimi klinken nog gaaf. Zo hoort deze tere en onsensationele muziek te worden verkend en gepresenteerd.
Maar probeer ook nog eens die heel mooie Testament opname. De andere alternatieven komen op Stott na minder in aanmerking. Of de Ottavo cd nog leverbaar is? Ruim baan dus voor Bardin.