Frid: Podium-suite op. 3; 12 Muzikale karikaturen op. 8; Sonate in stukken voor cello en piano op. 9; Pianotrio op. 27. Birthe Blom (v), Ditta Rohmann (vc) en Martin Tchiba (p). Hungaroton HCD 32660 (65’03”). 2009
Of in de archieven van Donemus en de Nederlandse omroep nog opnamen sluimeren van hetzij het musiceren van de Hongaars-Nederlandse componist/pianist/leraar/criticus Géza Frid (1904-1989) is onbekend. Of dat materiaal algemeen toegankelijk is? Een herdenking van zijn geboorte- of sterfdag zou best aanleiding mogen zijn voor nadere publicatie. Wie Frids autobiografie In tachtig jaar de wereld rond (Strengholt, 1984) leest, krijgt een goede indruk van leven en werk van de hoogbegaafde, veelzijdige musicus die zich al in 1929 in Nederland vestigde.
Degenen die hem hebben gehoord en die met hem samenwerkten zijn vol lof over zijn kunnen en bevlogenheid. Maar tot nu toe ontbrak de mogelijkheid om hoorbaar nader kennis te maken met Frid als componist. Sponsoring door het Ministerie van Opvoeding en Cultuur in Hongarije, het Hongaars verkeersbureau, Piano Schmitz in Essen en Tordai Consulting maakte het mogelijk deze welkome opname van een viertal kenmerkende kamermuziekstukken door een Nederlandse violiste met een Hongaarse celliste en pianist te realiseren.
De catalogus met werken van Frid beslaat een honderdtal composities, dus in principe valt nog veel meer te oogsten. Jammer genoeg zullen de orkestwerken, zoals de Orkestsuite op. 6, Paradou op. 28, het voor Herman Krebbers en Theo Olof bedoelde Concert voor 2 violen en orkest op. 55, het dito voor 3 violen op. 78 voor Emmy Verhey en de broers Bor of de Etudes symphoniques op. 47 wel nooit aan bod komen omdat de productie ervan te duur is. Maar de Strijkkwartetten en meer kamermuziek smeken om aandacht.
De hier bijeen gebrachte stukken dateren uit de periode 1928 tot 1947. Alleen de Podium-suite ontstond nog in Boedapest, de overige werken kunnen dus met enige fantasie en een flinke scheut chauvinisme als Nederlandse muziek worden beschouwd. Het zal niemand verrassen dat deze werken invloeden verraden van Hongaarse volksmuziek, van Kodály (Frids compositieleraar), Bartók (zijn pianoleraar) en verder van Debussy en Ravel. Het resultaat is een krachtig, inmuzikaal idioom. Daarvan is het drietal jonge musici zich terdege bewust. Samen zorgen ze voor een heel stimulerend programma, met grote expressie en veel virtuositeit uitgevoerd. Het samenspel is fraai geïntegreerd en over chauvinisme gesproken: vooral het vioolaandeel van Birthe Blom in de prille, van jong elan getuigende Podium-suite imponeert. Jammer dat het uitgerekend met bijna 12 minuten het kortste stuk is op deze goed klinkende cd. De gewenste hoeveelheid Hongaarse peper en paprika als smaakversterker is niet te versmaden. Is dit het begin van een noodzakelijke inhaaloefening? Hopelijk!