CD Recensies

FAURÉ: CELLOWERKEN

Fauré: Romance  in A voor cello en piano op. 66; Cellosonate nr. 1 in d op. 109; Elégie voor cello en piano op. 24; Cellosonate in g op. 117; Sérénade voor cello en piano op. 98; Papillon voor cello en piano op. 77; Berceuse voor cello en piano op. 16; Trio voor klarinet, cello en piano in d op. 120.  Eric le Sage (p), François Salque (vc) en Paul Meyer (kl). Alpha 600 (74’02”). 2011

 

Alpha is begonnen met de integrale kamermuziekwerken van Fauré op te nemen. Een loffelijk streven, want hoe onzeker en zelfkritisch de componist ook was over zijn orkestwerken, in kamermuziek kon hij zich blijkbaar vrij uitleven. Hij produceerde in deze categorie een reeks werken van consistent hoge kwaliteit die vrij uniek was in de Franse muziek uit zijn tijd.

Dit eerste deel is geconcentreerd op de cellogerelateerde werken waarbij  de oorspronkelijk voor viool gedachte Berceuse in een door de componist toegestane transcriptie voor cello klinkt en het Pianotrio als trio voor klarinet, cello en piano. Er zijn nog een Allegro moderato voor 2 celli uit 1897 en een Sicilienne op. 78 (kan op viool), maar die zullen wel op een volgende cd verschijnen.

Van de Romance bestaat een oorspronkelijke uitgaaf met orgel akkoordbegeleiding in plaats van de gebroken akkoorden in zestienden van de piano en een zwierig afscheidsgebaar van de cello als gracieus afscheid. Steven Isserlis speelde het werk zo op een minstens zo omvangrijke bundeling (RCA 09026-68049-2). Een bescheidener verzameling leverde Maria Kliegel (Naxos 8.557889).

De Franse musici hier zijn zich volledig bewust van de discretie, terughoudendheid en gereserveerdheid van Fauré’s muziek en eigenlijk alleen in de Elégie pakken ze wat forser uit.

Een wereldoorlog plus het trauma van een opkomende doofheid maakt de gapende kloof tussen de miniaturen en de beide cellosonates uit 1918 en1922 duidelijk. In de Eerste sonate komt voor het eerst de aanwijzing forte voor. In het eerste deel wordt iets van dreiging gelegd, het andante klinkt heel gevoelig. Zo mogelijk komt de Sonate in g nog mooier tot zijn recht. Papillon wordt luchtig en virtuoos gespeeld, net als door Gagnepain en Dayez op weer een andere cello cd (Zig Zag Territoires ZZT 070602) met oude instrumenten.

De verrassing komt tot slot van het programma met het Pianotrio, omgevormd tot Klarinettrio. Het is interessant deze anders ingekleurde vorm eens te vergelijken met het origineel, bijvoorbeeld van het Florestan trio (Hyperion CDA 67114). Paul Meyer houdt met een honingzoete, wendbare toon een heel overtuigend pleidooi voor het werk in deze gedaante

Dit is heel veelbelovend begin van een reeks waarnaar op grond van de geboden hoge kwaliteit der uitvoeringen en opname verlangend naar kan worden uitgekeken. Het wachten is op de echte hoogtepunten – beide pianokwartetten en de vioolsonates – uit deze categorie kamermuziek.