CD Recensies

FROBERGER: KLAVECIMBEL- EN ORGELWERKEN

Froberger: Toccata’s nr. 1-6 FbWV 201; Fantasieën nr. 1-6 FbWV 201/6; Canzona’s  nr. 1-6 FbWV 301/306; Partita’s nr. 1-6 FbWV601/606. Richard Egarr (klavecimbel). Globe GLO 6022 (2 cd’s, 1u. 55’55”). 1993

 

Froberger: Toccata’s nr.  6, 8, 13,14; Fantasieën nr. 1, 2, 3, 4, 5, 7; Canzona’s nr. 1, 2, 3, 4, 5, 6. Bob van Asperen (orgel). Aeolus AE 10501 (78’49”). 2001

 

Froberger: Het Straatsburgs manuscript. Klavecimbelsuites nr. 1 in c, 2 in d, 3 in e, 4 in F, 5 in g, 6 in a, 7 in g, 8 in d, 9 in D, 10 in e, 11 in a, 12 in A, 13 in G en 14 in A. Ludger Rémy. CPO 999.750-2 (2 cd’s, 2u. 14’11”). 1999

 

Voor de aanwezigheid van Froberger (1616-1667) op discografisch gebied geldt vrijwel hetzelfde als voor zijn leermeester Frescobaldi: er was ondanks vroegere inzet van onder meer Gustav Leonhardt (Duitse Harmonia Mundi), Blandine Verlet (Teldec, later Astrée Naïve), Colin Tilney (EMI) en Jörg Ewald Dähler (Claves) sprake van een duidelijke onderpresentatie van de uitvinder van de grondlegger van de klavecimbelsuite.

Maar in kringen van de oude muziek in het algemeen en de klavecimbelwereld in het bijzonder leeft de componist als schepper van een wat duistere muzikale melancholie en van een aanstekelijk werkende expressieve vrijheid.; dat alles is hoorbaar in zowel zijn snelle stukken als in zijn beroemdere langzame lamento’s.

Het was Bob van Asperen die het noodzakelijke initiatief ondernam om op vijf cd’s de complete werken op te nemen, helaas op een onbekend label, dat weinig publiciteit en verspreiding kreeg. Hij zorgt in de genoemde orgelopname voor levendige, stijlvolle vertolkingen, vermijdt om zich te buiten te gaan zwelgen in de treurige en improvisatorische sfeer van de grote tombeaux, maar concentreert zich wel terecht op wat men de ‘geheim onrustige’ aspecten van de striktere en bondiger  vormen van de canzones en capriccio’s.

Hij beheerst tempo en spanning zodanig dat ook het innerlijk leven een rol kan spelen.

Richard Egarr huldigt in de cd met elkaar interessant deels overlappende klavecimbelwerken een dergelijke instelling en helpt ook aanzienlijk om de muziek tot spreken te brengen met handhaving van een sterke intellectuele impuls.

Verlet suggereerde ooit: “ga op de grond liggen en luister naar deze muziek zoals je opium zou gebruiken of dronken aan het worden bent”. Dat klinkt nogal overdreven, maar de gedachte is niet al te vreemd.

Eveneens heel interessant is de inbreng van Ludger Rémy die zich ontfermt over het niet zo lang geleden teruggevonden Straatsburgse Manuscript dat 13 klavecimbelsuites bevat waarvan vaststaat dat Froberger de componist is en eentje waarvan dat waarschijnlijk is.

Froberger sleet zijn laatste dagen in de Elzas en liet zijn manuscripten na aan zijn mecenas. Eens temeer blijkt uit deze werken dat de componist hier veel dichter bij Bach staat dan bij Frescobaldi. Neem de statige allemandes, die een opvallend grote rol spelen. De gigues komen op de tweede plaats, de sarabandes het laatst.

Rémy speelt op een prachtig instrument, een moderne kopie van een Frans/Vlaams instrument en hij weet raad met de style brisé.

Er is bijvoorbeeld ook nog een interessant Froberger alternatief van Lars Ulrik Mortensen (Kontrapunkt 32040) voor degenen die zich nog verder in de materie willen verdiepen.