CD Recensies

GIBBONS: PIANOWERKEN, PIENAAR

Gibbons: Pianowerken (compleet). Daniel-Ben Pienaar. Deux Elles DXL 1126 (2 cd’s, 1u. 36’49”). 2006

 

Orlando Gibbons was een veelzijdig en breed georiënteerde componist. Samen met Byrd en John Bull leverde hij bijdragen aan Parthenia (1613), de eerste in Engeland gepubliceerde verzameling met composities voor toetsinstrumenten. Zowel in zijn consort muziek als in zijn werken voor toetsinstrument toonde Gibbons een voorkeur voor de vrije fantasie die in 1597 door Thomas Morley werd omschreven als ‘…. When a musician taketh a point at his pleasure and wrestleth and turneth is as he list…’. Hier kon de componist zich ook uitleven in contrapuntische gestes. Maar daarnaast kwamen natuurlijk ook andere, kortere lichte dansvormen aan bod.

Richard Egarr (Globe GLO 5168) en Gustav Leonhardt  (RCA 5472-77191-2, Philips 438.153-2) hebben eerder een fraai licht op deze materie geworpen met hun vertolkingen op klavecimbel; Egarr gebruikte zelfs deels een ’muselaar’, een Vlaams virginaal.

Het lijkt wat anachronistisch om anno 2006 dergelijke muziek op een concertvleugel te spelen, maar wanneer dat al gebeurt, dan graag zo als dit gebeurt bij Daniel-Ben Pienaar, die hierin Glenn Gould (Sony SMK 52589, Music & Arts CD 659) volgt. Bovendien is hij de eerste die meteen het totaal van 45 stukken realiseert. In detail ziet dat er als volgt uit:

Ground MB. 26; Fantasieën MB 5,MB 6, MB 7 Of four parts, MB 8, MB 9, MB 10, MB 11,  MB 12, MB 13, MB 14; Allemandes MB. 32, 33, 34, 35, 36 The king‘s jewel; MB 37; Pavanes MB 15, MB 16, MB 17 MB 18 The lord of Salisbury; The fairest nymph MB 43; Italian ground MB 27; Gaillardes MB 19, MB. 20 Lady Hatton, 21, 22, 23, 24, 25; Lincoln’s Inn mask MB 44; Preludes MB 1, MB 2, MB 3; Whoop, do me no harm, good man; Courantes MB 38, MB 39, MB 40; French coranto; Mask welcome home; The hunt’s up ‘Peascod time’ MB 30; Versus MB 4; The temple mask MB 45; The queens command MB 28; The woods so wild MB 29; Nann’s mask ‘French alleman’ MB 41.

De uitvoeringen van Pienaar klinken minder abstract dan die van Gould, hij is ook niet bang om het pedaal te gebruiken. De stukken worden in zeer wisselende volgorde, dus niet soort bij soort uitgevoerd als waren het suites. Zo krijgt de muziek een goed afgewerkt elegant gehalte.