Goossens: Symfonieën nr. 1 op. 58 en 2 op. 62; Hoboconcert op. 45; Tam O’Shanter op. 17; Concertstuk voor 2 harpen, hobo en orkest op. 65; Concertino voor 2 strijkorkesten; Fantasie voor 6 houtblazers en 3 koperblazers op. 36; Divertissement op. 68; Variaties op een Chinees thema op. 1; The eternal rhythm op. 5; Kaleidoscope op. 18. Joel Marangella (h), Jane Geeson en Sebastian Lipman (hrp) met het Melbourne symfonie orkest o.l.v. Vernon Handley. ABC ABC 476.763-2 (3 cd’s, 3u. 37’43”). 1996
Een mooie, rijk gevulde Goossens omnibus. Hoewel het talent dat de Brit Eugene Goossens (1893-1962) had om dirigent te worden al vroeg werd onderkend, duurde het lang voordat hij zijn publiek kon overtuigen als componist. Alleen in Australië werd hij als een eersteklas componist beschouwd. Hij was daar vanaf 1947 eerste dirigent van het Sydney symfonie orkest totdat hij in 1956 het land moest verlaten vanwege een schandaal omtrent occulte pornografie.
Wanneer hij al te hoog gegrepen ambities vermeed en veel voor zijn eigen familieleden schreef (zijn zussen Marie en Sidonie speelden harp, zijn broer Leon was een wereldberoemde hoboïst) waren de overige resultaten ook best de moeite waard.
Vooral het hoboconcert dat hij schreef voor een Amerikaanse tournee van zijn broer is minstens gelijkwaardig aan dergelijke werken van Richard Strauss en Ralph Vaughan Williams.
Het melodieuze werk bezit een verrassend pastorale sfeer en bezit een warmte en charme die niet vaak voorkomt bij Goossens. Het werk werd dan ook onmiddellijk populair en met het verstrijken van de tijd is het eigenlijk alleen maar aantrekkelijker geworden.
Hoewel Eugene Goossens het concert vele malen dirigeerde, heeft hij het nooit opgenomen. Van Leon bestaat wel een opname uit 1948 met dirigent Walter Süsskind (Pearl GEMMCD 9281). Maar gelukkig heeft hij wel geestverwanten in Joel Marangella en het West Australisch symfonie orkest. In slechts twaalf minuten geïnspireerde lyriek balt deze liefdevolle vertolking alles samen wat zo bijzonder is aan deze componist voor wie de nodige waardering zeker op zijn plaats is.
De overige werken op dit drietal cd’s kunnen daar ook aan bijdragen. Met name de Symfonie nr. 2 is een belangrijk werken ook iets van een ontdekking: het materiaal is krachtig en het verbeeldingsvolle landschap daar om heen is heel persoonlijk. Het begin van het werk heeft een uitgesproken Noords gevoel en het scherzo heeft wel iets van Prokofiev.
Van het Concertino is de hier gebruikte grootschalige vorm effectiever dan de kamermuzikale (vergelijk met het Academy kamerensemble op Chandos CHAN 9472). De Fantasie voor blazers uit 1924 heeft aardige trekjes van Stravinsky en Les six.