Glass: Vioolconcert nr. 2 The American four seasons. Robert McDuffie met het Londens filharmonisch orkest o.l.v. Marin Alsop. Orange Mountain music OMM 0072 (40’03”). 2010
Glass: Vioolconcert nr. 2 The American four seasons; Pärt: Ests wiegelied; Kancheli: Ex contrario; Umebayashi: ‘Yumeji’s thema’ uit In the mood for love. Gidon Kremer (v), Liepaies meisjeskoor, Giedré Dirvanauskaité (vc) Andrei Pushkarev (keyb.) met KremerAta Baltica. DG 479.4817 (77’39”). 2014
In 2009 componeerde Philip Glass zijn tweede vioolconcert voor Robert McDuffie die het werk 9 dember dat jaar in Toronto ten doop hield. Componist en solist hadden daarover uitgebreid contact. McDuffie wenste een werk dat tijdens zijn optredens goed te combineren is met Vivaldi’s Vier jaargetijden. Wat hij kreeg was een concert dat bestaat uit een proloog, vier delen (zonder directe verwijzing naar de jaargetijden) en daartussen 3 Songs.
Het werk verbindt het minimalisme van Glass met de achttiende eeuwse barok en het twintigste eeuwse neo-classicisme. De vorm is barok en er wordt bescheiden een synthesizer als continuo ingezet. Boeiend is vooral de manier waarop heel diverse stijlen tot een goed samenhangend geheel worden gecombineerd. Elk deeltje wordt voorafgegaan door een soort solocadens en binnen de delen ageert de solist met verschillende kleinere groepen binnen het begeleidende ensemble.
Het is aan de luisteraar om daaraan een eigen interpretatie te geven. Een hoge mate aan melodische schoonheid helpt daarbij.
Het is goed dat McDuffie zelf het werk opnam, maar eigenlijk is het Gidon Kremer die ook al een fijne opname van het eerste vioolconcert maakte (DG 437.091-2, 445.185-2) die er beter in slaagt om de ware grootheid van de nieuwe compositie met een vrij geserreerde en toch indringende opvatting in de vignetten en veel passie en vaart in de gedeelten met orkest te tonen. Het eerste en derde deel bezitten iets van duister drama, het derde klinkt broos en de finale is vervuld van een haast duivelse zorgeloosheid. Hij wordt ook ideaal begeleid door zijn Baltische vertrouwelingen.
Bovendien voegt hij wat toe aan het ‘slechts’ veertig minuten durende werk. Namelijk Kancheli’s epische lofzang op het pathos van Ex contrario met zijn innerlijke tegenstelling tussen tere lyriek en scherpe dissonanten uit 2006. Pärts Wiegelied en het deeltje uit Umebayashi’s In the mood for love zijn aardige, rustgevende toegiften.