Guerre, de la: Pièces de clavecin. Klavecimbelsuites nr. 1 in d, 2 in g, 3 in a, 4 in F, 5 in d en 6 in G. Elizabeth Farr. Naxos 8.557654/5 (2 cd’s, 2u. 22’50”). 2004
Guerre, de la: Pièces de clavecin. Klavecimbelsuites nr. 1 in d, 2 in g, 3 in a en 4 in d. Blandine Verlet. Auvidis E 8644 (61’22”). 1998
Guerre, de la: Sonates voor viool en b.c. nr. 1 in d, 2 in D, 3 in F, 4 in G, 5 in a, 6 in A. Lina Tur Bonet (v), Kenneth Weiss (kl) en Patxi Montero (vdg). Verso VRS 2114 (69’06”). 2011
Guerre, de la: Bijbelse cantates. Esther, Jacob en Rachel, Suzanne, Judith, Jephte. Isabelle Poulenard (s), Sophie Boulin (s), Bernadette Charbonnier (v) en Françoise Bloch (vdg), Claire Giardelli (vc), Brigitte Haudebourg (kl), Georges Guillard (org) en Guy Robert (theorbe). Arion ARN 68555 (75’03”). 1985
Guerre, de la: Cantate Le sommeil d’Ulisse; Prélude en Chaconne uit Klavecimbelsuite nr. 3 in a; Sonate voor viool en b.c. nr. 1 in d; Samson. Isabelle Desrochers (s), Freddy Eichelberger (kl) en Voix humaines. Alpha ALPHA 006 (59’48”). 1999
Guerre, de la: Céphale et Procris. Raphaèlle Kennedy (s), Achim Schulz (t), Camilla de Falleiro (s), Lisandro Abadie (bs), Emil Rovner (bs) met Musica Florita o.l.v. Daniele Dolci. ORF CD 3033 (2 cd’s, 1u. 54’25”). 2005
Zij behoorde met Barbara Strozzi en Francesca Caccini tot het kleine selecte groepje vooraanstaande vrouwelijke componisten van vóór 1800: de als wonderkind dat de aandacht van het hof van Lodewijk XIV op haar vestigde begonnen Elisabeth-Claude Jacquet (ca. 1685-1729) die door haar huwelijk met de organist Marin de la Guerre in 1684 Jaquet de la Guerre werd. Ze werd ook bewonderd als klaveciniste en als zangeres.
Het blijkt heel nuttig en dus de moeite waard dat de muziekindustrie weliswaar wat laat aandacht aan haar besteed. In de eerste plaats omdat haar diverse composities zeer de moeite waard blijken te zijn, in de tweede omdat deze gelukkig meteen zo goed is uitgevoerd.
Achteraf blijkt zelfs dat de verzameling Pièces de clavecin uit 1687 lang verloren werd geacht, totdat Karl Henry Bates in de jaren tachtig vorige eeuw in Venetië een kopie vond, die hij meteen liet uitgeven in 1986.
De zes- en zevendelige suites lijken met oorspronkelijke gedachten voort te borduren op werk van Froberger en ze vertonen verwantschap met vergelijkbare stukken van Louis Couperin. Maar ook iets van de Italiaanse traditie is doorgesijpeld, bij voorbeeld in de toccata van suite nr. 4.
Dankzij het fijnzinnige en idiomatische spel van de Amerikaanse Elizabeth Farr komen de zes suites prachtig tot leven. Liefhebbers van Franse klavecimbelmuziek zullen haar dankbaar zijn voor deze fijne uitbreiding van dat repertoire.
Wie genoeg heeft aan één cd met vier suites kan uitstekend terecht bij Blandine Verlet. Beiden weten de verlangde Gestileerde naïveté goed te realiseren.
Van de vioolsonates bestond al een volledige opname met Les Dominos (Ricercar RIC 310), maar die van Tur-Bonet en Weiss is levendiger, dynamischer en contrastrijker.
Ook de moeite waard is het vijftal Bijbelse cantates op teksten van Houdar de la Motte. Ze behoren tot de opmerkelijke uitzonderingen in de Franse barok.
Hier is te merken dat de componiste ook in de traditie van Lully stond. Het gaat om kamercantates voor twee sopranen met eenvoudige begeleiding door viool, gamba of cello, soms ook met extra klavecimbel, orgel en theorbe. Ook deze werken krijgen een goed verzorgde, toegewijde vertolking.
Voor een aardig gemengd programma ter kennismaking zorgde sopraan Isabelle Desrochers met het instrumentaal ensemble, bestaande uit viool, traverso, barok gitaar/theorbe, klavecimbel en viola da gamba.
En tot slot is daar de goede opname van de Oostenrijkse omroep van een van de enige overlevende opera van de Française: Céphale et Procris. Het werk heeft een proloog en vijf aktes maar voltrekt zich binnen twee uur; het werk werd in 1694 gepubliceerd en krijgt met een stel goede zangers een mooi gelukte vertolking.