CD Recensies

GLUCK: PHILEMON ET BAUCIS

GluckPhilémon et Baucis. ‘Le feste d’Apollo, Atto di Aristeo’ en ‘Atto di Bauci e Filemone’. Ann Hallenberg (ms., Aristeo, una pastorella), Magnus Staveland (t., Ati, Giove), Ditte Andersen (s., Cirene, Bauci), Marie Lenormand (ms., Cidippe, Silvia, Filemone) met het Namens kamerkoor en Les talens lyriques o.l.v. Christophe Rousset. Ambroise AMB 9995 (2 cd’s, 1u. 37’38”). 2006  

 

De geschiedenis en de vorm van Philémon et Baucis zijn nogal bijzonder in het oeuvre van Gluck. We schrijven eind jaren 1760 en niet alleen de reeks komische Franse opera’s met werken als L’ivrogne corrigé (1760) en Le cadi dupé (1761) lagen achter hem, want dat was ook het geval met de serieuze werken Orfeo ed Euridice (1762) en Armide (1764).

In de operawereld bestond destijds een hernieuwde belangstelling voor materiaal uit de oudheid. Bijvoorbeeld voor Ovidius’ relaas over Philemon en Baucis waarin de goden gastvrijheid belonen.

Toen dan ook in 1769 aan het erg Frans georiënteerde hof van Parma het huwelijk tussen hertog Ferdinand (en kleinzoon van Lodewijk XV) en Maria Amalia, de aartshertogin van Oostenrijk (en zus van Marie Antoinette) werd gevierd, bestond ook behoefte aan een opera en kreeg Gluck de opdracht om daaraan een bijdrage te leveren.

Zo ontstond Le feste d’Apollo, dat bestond uit een proloog en drie van elkaar onafhankelijke aktes. In de gauwigheid werd teruggegrepen op eerder materiaal van Traetta en Frugoni uit 1760.

Voor de eerste akte, L’atto d’Aristeo, leverde Pezzana het libretto, voor de tweede L’atto di Bauci e Filomene was dat Pagnini en de derde was eenvoudig een bekorte vorm van Orfeo.

Deze cd uitgave bevat als plaatpremière de twee beginaktes. Die blijken veel hergebruikt materiaal van Gluck uit Le cythère assiégée, Telemaco, Semiramis, L’innocenza giustificata en Ezio te bevatten. Het zo ontstane geheel is best aantrekkelijk en dat is in de praktijk vooral te danken aan Rousset en zijn ensemble van gespecialiseerde zangers en instrumentalisten. Met name de Deense sopraan Ditte Anderson onderscheidt zich als de waternimf en moeder van Aristeo in de eerste akte en als de door Pagnini verjongde Baucis in de tweede. Maar ook Ann Hallenberg voldoet goed in haar dubbelrollen, Magnus Staveland helaas wat minder en dat Rousset voor een fraaie orkestrale omlijsting zorgt in deze zaalopname, behoeft geen nader betoog.