Gabrieli, A.: Madrigali et ricercari a quattro voci. ‘Giovane donna sott’un verde lauro’; ‘Ricercar I del primo tuono’, ‘Occhi sereni, angeliche parole’, ‘O belli e vaghi pizzi!’, ‘Veggo fra i raggi d’oro’, ‘Vieni vieni Imeneo che già sen fugg’il’, ‘Ricercar Il del secondo tuono’, ‘Fuor fuori a si bel canto’, ‘Ricercar III sel secundo tuono’, ‘In questamate sponde;, ‘Ricercar V del settimo tuono’, ‘Asia felice hor ben posso chiamarmi’, ‘Ricercar IV del sesto tuono’, ‘Canzon se l’esser meco’, ‘Canto, canto! Fest fuga’, Febo, Febo noi cantiamo’, ‘Ricercar VI del nono tuono’, ‘Gratie che’l mio signor’, ‘Ricercar VII del duodecimo tuono’ ‘Vorrei mostrar madonna’, ‘Dunque il comun poter’ uit Madrigali et ricercari 1589/90. Speculum ensemble en Tastar de corde. Centaur CRC 3471 (76’22”). 2011
De Venetiaan Andrea Gabrieli (1515-1586) was zanger in de San Marco en leerling van Willaert. In 1585 werd hij organist van de San Geremia in zijn geboortestad, vervolgens reisde hij door Zwitserland en Bohemen en werd bij terugkeer in Venetië in 1564 eerst tweede en in 1585 eerste organist van de San Marco. Hij was een zeer veelzijdig musicus en pedagoog, had ook veel leerlingen, waaronder zijn later veel beroemder neef Giovanni en verder Hassler en Aichinger.
Zijn grootste betekenis ligt in de meerkorige stijl. Hij componeerde madrigalen, toneelmuziek en feestmuziek voor de stad, concerti, canzoni, orgelmuziek en motetten, boetepsalmen en missen voor vier tot twaalf stemmen.
Later blijkt hij vooral te zijn vervaagd tot een soort tekstboek toondichter wiens reputatie in de schaduw raakte van zijn beroemdere neef Giovanni. Zijn werk peilt zelden de diepten van dat van die Giovanni, maar hij toonde wel een grotere veelzijdigheid. Waar Giovanni zich concentreerde op liturgische werken, begaf Andrea zich op een veel breder veld en exploreerde hij alle moderne stijlen en vormen uit zijn tijd. Van madrigalen en luchtige seculiere werken tot toonzettingen van teksten in dialect, experimentele theaterstukken en inderdaad feestmuziek.
Op deze cd zijn de volledige 31 Madrigali et ricercari a quattro voci geregistreerd, die in 1589/90 na zijn dood werden gepubliceerd en gedurende een periode van zo’n dertig jaar werden geschreven. De meeste tekstdichters zijn onbekend, een enkele keer is sprake van Petrarca. Het gaat om 25 vocale werken en 6 instrumentale Zij onthullen een onverwachte emotionele complexiteit want het gaat om robuuste en levendige stukken die tegenover meer overpeinzend geaarde staan. De eerstgenoemde hebben een energieke ritmische vaart en een heldere sonoriteit in het hoogste register, de laatstgenoemden bezitten een gevoeliger, zoetvloeiender karakter. Tijdens het Oude Muziek Festival in Utrecht was in 2016 ook het nodige van hem te horen.
Van een stel van 21 Madrigalen bestaat een aardige opname van I Fagiolini (Chandos CHAN 0697), maar deze Centaur uitgave is minstens zo belangwekkend. Opvallend is bij deze uitvoeringen dat alle werken instrumentaal worden begeleid. Bij de begeleiders horen we een mandola, een type mandoline dat nogal in zwang was in de late zestiende eeuw. Bij de zangers is de hoogst liggende partij terecht gezongen door een cantus, een manlijke sopraan.
Wanneer sprake is van een belangwekkende uitgave, is dit er zeker eentje.