CD Recensies

GRANADOS: GOYESCAS H. 65, PONS

Granados: Goyescas H. 65 (1916). Nancy Fabiola Herrera (s., Rosario), Lidia Vinyes Curtis (ms., Pepa), Gustavo Peña (t., Fernando), José Antonio López (b., Paquiro) en Maria Toledo (ms., zanger) met de BBC Singers en het BBC Symfonie orkest o.l.v. Josep Pons. Harmonia Mundi HMM 90.2609 (59’33”). 2018

Enrique Granados y Campiña (1867 - 1916) had een Cubaanse vader en een Galicische moeder. Zijn muzikale talenten werden op jeugdige leeftijd ontdekt en hij studeerde in Lerida bij José Juceda. Als jongen kwam hij in Barcelona terecht en studeerde daar bij Juan Pujol en Felipe Pedrell. Al als tienjarige gaf hij openbare optredens.

Op die leeftijd vertrok hij naar Parijs, waar hij bij Ricardo Venyes verbleef en bij Bériot studeerde. In 1889 keerde hij terug naar Barcelona waar hij veel optrad en in 1892 zijn eerste drie Danzas españolas schreef.

In 1910 ontstond Goyescas als pianowerk en in 1914 werd het met groot succes de eerste keer uitgevoerd. De componist kreeg er een Légion d’honneur voor en werd door de directeur van de Parijse Opéra, Rouché, uitgenodigd om van die stof een opera te maken.

Hij koos Periquet als librettist, maar omdat intussen W.O. I was uitgebroken stagneerde het werk. Muziekuitgever Schirmer in New York hoorde van die problemen en stelde voor om het werk te publiceren en voor de première in de V.S. te zorgen.

Granados gaf toestemming en reisde met zijn vrouw naar New York waar Goyescas 28 januari 1916 met succes in première ging. Door een onverwachte uitnodiging van de Amerikaanse president mis te hij de boot terug. Om die snel mogelijk te maken besloot hij om niet te wachten op de eerste boot naar Spanje, maar om via Engeland te reizen. Hij ging aan boord van de Sussex maar die werd getroffen door een torpedo van een Duitse onderzeeër, waardoor hij verdronk.

De handeling van de opera is gebaseerd op een reeks van zes in het bijgevoegde programmaboekje afgebeelde schilderijen van Francisco Goya die in drie tableaus een beeld geven van het leven dat zes majos en majas van de majismo beweging leiden. Bekend is vooral het ‘Intermedio’.

Er waren opnamen van deze opera van Ataúlfo Argenta (Decca lp LXT 5308), Antonio Ros-Marba (Auvidis V 4791), Rafael Frühbeck de Burgos (Dynamic CDS 380) en daar voegt zich deze nieuwe nu bij. Deze ontstond na uitvoeringen in de Barbican Hall die het werk alle mogelijke kansen boden.

Het is vooral het superieure en gevoelige orkestaandeel dat indruk maakt; het koor dat vooral aan het begin actief is doet goed zijn best maar is niet erg verstaanbaar. 

José Antonio López is een goede, hoewel eigenlijk wat te nobele majo voor zo’n ellendeling, maar het leeuwendeel van de gezongen rollen valt toe aan Nancy Fabiola Herrera als Rosario en Gustavo Peña als Fernando: twee upper-class gelieven die de laatste twee tableaux voor zichzelf hebben. Herrera zingt teer en met passie, Peña is intelligent en voortreffelijk.

De opnamekwaliteit doet het werk recht.