Granados: Goyescas. Jean-Philippe Collard. La dolce volta LDV 73 (53’55”).
Goyescas uit 1911 is Granados’ meesterwerk en het is (samen met Iberia van Albéniz) één van de sleutelwerken van de Spaanse romantische pianomuziek, Granados werd hiertoe geïnspireerd door de manier waarop de schilder Francisco Goya de essentie van Spanje wist te raken. Zelf zei hij daarover: ‘Je voudrais donner dans les Goyescas une note personelle, un mélange d’amertume et de grâce dans une atmosphère de poésie raffinée; Le rythme, la couleur et la vie nettement espagnole, la note de sentiment aussi soudainement amoureuse et passionnée que dramatique et tragique, ainsi qu’elle apparaît dans tout l’œuvre de Goya’. Des te vreemder is dat we die schetsen van Goya nooit te zien krijgen, zoals dat bij de schilderijen van Hartman waarop Moesorgsky zijn Schilderijententoonstelling baseerde vaak wel het geval is
De zes stukken werden voor het eerst uitgevoerd in 1911 en in twee delen gepubliceerd. Een zevende deel, ‘El pelele, escena goyesca’ werd apart uitgebracht, maar hoort bij Goyescas. Deze muziek van Granados is bijzonder kleurrijk en bij vlagen bedwelmend in zijn harmonie en sonoriteit, met aanhoudende melodieuze herhalingen en zeer individuele ritmische patronen.
Granados bewerkte de suite tot een opera die voor het eerst in 1916 in de New Yorkse Met werd opgevoerd in aanwezigheid van de componist.
Net als Iberia wordt Goyescas vooral geassocieerd met pianiste Alicia de Larrocha, die het werk viermaal opnam (zie Vergelijkende Discografie). Jean-Philippe Collard ging ook pas naar Goya kijken nadat hij zich Granados’ muziek had eigen gemaakt en ook hij zorgt voor een memorabele vertolking van Goyescas’ virtuoze ballades die hij heel idiomatisch en vol vuur en spontaniteit vertolkt van de hakkenklikkende ritmes van ‘El fandango de candil’ tot de betoverende, sfeervolle breekbaarheid van ‘Quejas ò la maja y el ruiseńor’. Maar hij kan toch Larrocha niet geheel doen vergeten.