Gorecki: Liederen. Liederen op. 3 nr. 1-3; Gewijde liederen op. 30 nr. 1 en 2; Liederen op. 42 nr. 1 en 2; Gezegende frambozenliederen op. 43 nr. 1-4; Liederen van Juliusz Slowackki op. 48 nr. 1 en 2; Liederen van Maria Konopnicka op. 58 nr. 1-3; Fragmenten van Stanislaw Wyspianski op. 69 nr. 1-3. Urszula Krygrer (ms), Jadwiga Rappé (a) en Robert Gierlach (b) met Ewa Guz-Soka (p). DUX DUX 159293 (2 cd’s, 84’38”). 2019.
Net als zijn landgenoot Penderecki begon de Pool Henryk Górecki (1933 – 2010) zijn compositieleven als een uitgesproken en compromisloze avant-gardist (als verzetsvorm tegen de Russische bezetting?). In de jaren ’50 en ’60 zorgde hij met zijn composities voor felle reacties tijdens het Herfstfestival in Warschau.
In zoverre was zijn Symfonie nr. 3, de ‘Symfonie der klaagliederen’ uit 1976 die hem via een Nonesuch opname uit 1992 op slag wereldberoemd maakte misschien minder kenmerkend voor hem. Luister maar eens naar zijn Pianosonate nr. 1 uit 1956 om de ‘oude’ Gorecki te leren kennen (Silas Bassa, Paraty 8177235). Heftige muziek vol blijken van ritmische obsessie.
Maar net als hij keerde hij geleidelijk terug tot het soort gangbaarder en nieuwe tonaliteit in een dus voor een groter publiek aanvaardbaarder stijl. Dat proces is aardig te volgen op deze cd met liederen die een lange scheppingsperiode omvatten: Op. 3 uit 1956 tot op. 58 uit 1986.
In het algemeen gaat het om karig, bedachtzaam, intiem, relatief eenvoudig op muziek gezette teksten over verlies, dood en Godsvertrouwen met als hoogtepunt ‘In tranen, Heer, strekken we onze handen naar u uit’ dat door Robert Gierlach ontroerend wordt voorgedragen. Ook de overige zangers leveren mooie bijdragen.
Zo wordt inzicht gegeven in andere, onbekende kanten van Gorecki’s kunst. Deze uitgave voorziet ook in een behoefte omdat het de enige is van zijn liederen met pianobegeleiding.