Gabrieli, G.: Dialoghi musicali. ‘Fuggi pur se sai’, ‘Chiar’ Angioletta’ uit Aria da sonar a 8 CH. 116; ‘O che felice giorno’ uit Hodie Chritus natus est CH. C8; ‘Dormiva dolcemente’ a 8 CH 115; ‘Sacrae symphoniae Liber 1’; ‘Canzon vigesmasettima fa-sol-la-re a 8’ CH 190 en ‘sol-sol-la-sol-fa-mi a 8 CH. 191; Sonate e canzoni CH. 202, 205, 207. Leo van Doeselaar en Liuwe Tamminga (org). Passacaille PAS 1082 (67’06”). 1994

 

Giovanni Gabrieli (1557 - 1612) vestigde zijn naam als componist na een opleiding onder Lassus aan het hof van koning Albrecht V in München. Na de dood van de hertog keerde hij terug naar zijn geboortestad Venetië en in 1584 kreeg hij daar een tijdelijke aanstelling als organist van de San Marco. Een jaar later werd hij voor vast aangenomen en tevens gekozen als organist van de Scuola grande di San Rocco waar hij betrokken was bij het overdadige musiceren op de vele kerkelijke feestdagen. 

Logisch dat van zijn rond de tweehonderdvijftig composities er naast madrigalen, motetten ook veel orgelwerken (Intonazione, Ricercari, Canzoni, Toccate, Fughe en Fantasie) tot zijn oeuvre behoren. Ze zijn verzameld in de banden Canzoni per sonare con ogni sorte di stromenti (Venetië, 1608), en de postume Canzoni e Sonate (Venetië 1615). 

Leo van Doeselaar en Liuwe Tamminga kozen daaruit voor dit programma elf van die dubbelkorige werken (voor 8, 10 en 12 stemmen) en speelden die op de twee prachtig behouden orgels uit 1471 en 15596 van de San Petronio basiliek in Bologna. In Venetië stonden geen vergelijkbare instrumenten ter beschikking.

Er worden prachtige dialogen gevoerd en deze zijn vervolgens in een zeer levendig en helder, soms zelfs feestelijk klankgewaad gehuld. Dat het samenspel zo hecht is, lijkt een klein wonder want de organisten konden elkaar tijdens de uitvoering niet zien.