Goldmark: Ouverture Sakuntala op. 13, Penthesilea op. 31; Scherzi in e op. 19 en A op. 45; Sappho op. 44. Bambergs symfonie orkest o.l.v. Fabrice Bollon. CPO CPO 555.160-2 (70’19”). 2017
Goldmark: Ouvertures Im Frühling op. 36, In Italien op. 49, Aus Jugendtagen; Symfonisch gedicht Zrinyi op. 47; Voorspelen Götz von Berlichen en Ein Wintermärchen. Bambergs symfonie orkest o.l.v. Fabrice Bollon. CPO CPO 555.251-2 (76’07”). 2017/9
Dev Oostenrijkse componist Karl Goldmark (1830 - 1915) had vooral succes met zijn opera’s Sakúntala uit 1865 en Die Königin von Saba uit 1875 (Fabrice Bollon, CPO 555.013) dankzij de zeer effectieve instrumentatie en de gloedvolle melodiek. Assad, de manlijke hoofdrol in Die Königin von Saba was lange tijd een glansrol van grote tenoren als Leo Slezak.
Zijn andere opera’ vonden weinig weerklank, evenals zijn orkestwerken, kamermuziek en liederen. Goldmark schreef Erinnerungen aus meinem Leben dat in 1922 werd gepubliceerd.
Het is vooral de lyrische inslag die de op dit tweetal cd’s bijeengebrachte composities siert en de moeite waard maakt. Sakuntala viel zelfs in de smaak bij zuurpruim Hanslick. De ouverture heeft veel sfeer en is erg evocatief over het verhaal van deze koninklijke figuur uit de Hindoe mythologie.
Penthesiliea, een portret van de koningin-hogepriesters van de Amazonen uit de Trojaanse oorlog is uit 1879 hangt van liefdesscènes aan elkaar en biedt de hobo alle gelegenheid om dat te laten horen. Later in het werk krijgt ook de viool een heel romantische solo met harpbegeleiding. De beide Scherzi uit 1871 en 1894 zijn vrij lichtvoetige stukken met weer heel aardige motieven en een wat feller fugato in de ene.
Het Symfonisch gedichte Sappho is uit 1893. Een mooie harpmelodie beeldt de dichteres uit, later voegt zich daar weer een viool bij, maar haar zelfmoord is een tragisch moment. Niettemin eindigt het stuk triomfantelijk. Fabrice Bollon zorgt voor warmklinkende en heel mooie uitvoeringen.
Op de tweede cd zet Bollon zijn Goldmarkverkennig voort met ditmaal iets minder interessante werken. Toch zijn ook hier erg mooie momenten te vinden. In de concertouverture Im Frühling uit 1889 zijn dat de lieflijke melodieën van de houtblazers en de intieme sfeer die 10’42” wordt volgehouden. Een en al onbekommerdheid en feestelijkheid heerst ook in In Italien uit 1903.
Zrinyi gaat over een Hongaarse patriot die de heldendood sterft als bij voor zijn vaderland tegen de Turken strijdt. Liszt kijk daarbij om een hoekje en de componist schijnt achtera f niet helemaal gelukkig te zijn geweest met deze compositie. Het nogal episodische Aus Jugendtagen (1909) heerst jeugdig optimisme en het voorspel tot de opera Ein Wintermärchen (1908) naar Shakespeare’s The winter’s tale uit 1623 kent weer de nodige dramatiek en sfeertekening met een belangrijk aandeel van de hoorns. In het voorspel bij Goethe’s Götz von Berlichen (1902) wordt een heldhaftiger toon aangeslagen op heel nobilmente manier.