Graun, C.H.: Der Tod Jesu. Monika Mauch (s), Geog Poplitz (t), Andreas Burkhart (bs) met de Arcis vocalisten München en het Barokorkest L’arpa festante o.l.v. Thomas Gropper. Oehms OC 1809 (2 cd’s, 1u., 37’14»). 2014
Carl Heinrich Graun (1704 – 1759) was als kapelmeester werkzaam aan het hof van Frederik de Grote in Potsdam en de centrale figuur van de ‘Berlijnse school’. Tevens was hij de oprichter van een opera in Berlijn. Daar werd zijn Der Tod Jesu voor het eerst uitgevoerd.
Dit werk uit 1755 is niet te vergelijken met de passiemuzieken van Bach en Telemann. Die werden geschreven voor liturgisch gebruik en waren gebaseerd op de evangeliën.
In 1712 publiceerde Barthold Heinrich Brockes ‘Der für die Sunden der Welt gemarterde und sterbende Jesus’ als een mengsel van parafrase van een medittie over het passieverhaal.
Die Brockes Passion werd snel populair en Reinhard Keiser was de eerste die deze op muziek zette.
Hij werd gevolgd door Händel. Mattheson, Stölzel, Fasch en anderen. Die oratoria werden niet geschreven voor uitvoering in de kerk, maar voor concerten waarvoor het publiek een toegangsprijs moet betalen.
Der Tod Jesu is vergelijkbaar met de Brockes Passion. Het op verzoek van prinses Anna Amalia, de zuster van Frederik de Grote geschreven libretto is van Carl Wilhelm Ramler, een belangrijke vertegenwoordiger van de Duitse Verlichting. Niet alleen Graun, ook Telemann maakte daar gebruik van en beide werken klonken in 1755 voor het eerst.
Erg dramatisch is het werk niet, want er zijn bijvoorbeeld geen dialogen en de figuren uit de passie spelen geen enkele rol. Sommige, zoals Petrus en Capiphas worden alleen genoemd en Piltaus heet de ‘rechter tiran’.
Wat er aan drama is, schuilt in de recitatieven. Het karakter van de aria’s is zeer verschillend.
Er bestaan drie opnamen van dit werk, de beide andere zijn van Pál Németh en Sigiswald Kuijken, maar die zijn niet geheel bevredigend. Dat is veel beter in deze uitgave, waarin met name Monica Mauch steeds de juiste benadering vindt, met name in ‘Singt dem göttlichen Propheten’.
De stem van Georg Poplutz heeft wat scherpe randjes in ‘Ih r weichgeschaffnen Seelen’ maar voldoet verder goed en Andreas Burkhardt is imposant dramatisch in zijn recitatief ‘Jerusalem voll Mordlust’. Over het koor is weinig vermeld, maar het klinkt vrij groot en zingt fraai en duidelijk, vooral in de koralen. Ook het orkest levert een heel mooie bijdrage.
Er zijn drie andere opnamen van dit werk van Howard Arman (Querstand VKJK 0412), Pál Németh (Harmonia Mundi QUI 90.3061) en Sigiswald Kuijken (Hyperion CDA 67446), maar die bevallen net iets minder goed.