Gluck: Orfeo ed Euridice. Bernarda Fink (Orfeo), Veronica Cangemi (Euridice) en Maria Cristina Kiehr (Amore) met het RIAS kamerkoor en het Freiburgs barokorkest o.l.v. René Jacobs. Harmonia Mundi HMC 90.1742/3 (2 cd’s, 90’44”). 2001
Glucks Orfeo is in heel wat gedaanten te zien en te horen. Maar voor de bezoekers van de Weense première van de op bescheiden schaal gehouden azione teatrale in 1762 zou iets hebben voorgeschoteld gekregen dat moet lijken op wat in deze opname gebeurt en wat zich maar zelden in werkelijkheid voordoet. René Jacobs volgt de oorspronkelijke Italiaanse tekst en laat op de balletscène na alle later voor Parijs geschreven overtolligheden weg. Dat betekent meteen winst aan concentratie en intensiteit.
Een belangrijke rol is weggelegd voor het orkest omdat Gluck zijn instrumentarium nogal onorthodox behandelde; de oude instrumenten in vrij kleine bezetting ageren heel levendig en kleurig, daar staat de dirigent borg voor. Gelukkig is om te beginnen ook Bernarda Fink geheel opgewassen tegen eisen die de rol van Orfeus in emotioneel opzicht stelt; dat ze ook heel accuraat zingt, spreekt haast vanzelf. Ze is ook spraakbegaafd genoeg om de recitatieven geloofwaardig te brengen. In de tweede akte spreekt ze met veel passie tegen de furiën en in ‘Che puro ciel’ toont ze visionair inzicht, ‘Che faro’ is vol nobele gevoelens om de goden te vermurwen. Veronica Cangemi is een heel capabele, mooi klinkende Euridice en haar sopraan contrasteert mooi met die van Maria Cristina Kiehr als Amore.
Zo werd dit een van de geslaagdste, zo niet dè geslaagdste versie van dit werk in de oerversie. Nadere vergelijking met bijvoorbeeld Gardiner (Philips 434.093-2) en Bernius (Sony 48040) brengt dat aan het licht.