CD Recensies

GLUCK: IPHIGÉNIE EN TAURIDE

Gluck: Iphigénie en Tauride. Diana Montague (ms), Thomas Allen (b), John Aler (t), René Massis (b), Nancy Argenta (s) met het Monteverdi koor en het orkest van de Opéra Lyon o.l.v. John Eliot Gardiner. Philips 416.148-2, 478.1705 (2 cd’s, 1u 42’06”). 1985

 

Iphigénie en Tauride was i18 mei 1779 Glucks laatste belangrijke werk dat in Parijs werd opgevoerd. Met een libretto van Nicholas-François Guillard is dit wel het mooiste gedicht wat door Gluck op muziek is gezet. Als geheel komt deze opera waarschijnlijk ook het dichtst in de buurt van Glucks opera ideaal als moderne herleving van de geest van het Griekse drama.

Luister naar het werk en men hoort ook de inspiratiebron voor de verwerking van klassieke taferelen in de opera’s van Bellini, Berlioz en Richard Strauss.

In ultieme vorm is het werk afgeleid van de stukken van Euripides (de verwikkelingen van de handeling zijn haast te ingewikkeld om hier in een notendop uit te leggen), maar het werk bevat een aantal buitengewoon mooie dramatische momenten, niet in het minst omdat het door een storm wordt ingeleid (een ouverture is er niet) en het koor van de furiën in de tweede akte wanneer Orestes’ verschrikkelijke en hem achtervolgende slechte geweten nadat hij zijn moeder heeft vermoord als in een droom wordt uitgebeeld.

De aria’s zijn op een vernieuwende manier eenvoudig (maar niet om ze te zingen) en de fijnzinnige orkestratie van de begeleiding heeft een grotere status dan die van alleen maar begeleiden. Het gaat om een kleurig, maar klaaglijk werk dat alle heldhaftigheid van het onderwerp ten spijt de opera een eind op de weg van het realisme bracht.

De Philipsopname heeft meesterlijke kanten; de muziek zoemt als het ware van engagement. In de titelrol zorgt Diana Montague voor een frisse, pittige warm doorgloeide vertolking. Thomas Allen is precies zingend een klassieke Orestes en John Aler een even goede Pylades Gardener is soms haast even te vlot in sommige ensembles, maar zijn controle over het belangrijke koor en zijn aandacht voor het detail en helderheid zijn lovenswaardig. Zo wordt een elektriserend karakter aan de muziek gegeven. Dat de orkestleden uit Lyon niet op ‘oude’ instrumenten spelen, zij hen vergeven.

Wie absoluut oude instrumenten wil horen, kan terecht bij Minkowski (DG 471.133-2) met een goded team bestaande uit Delunch, Keenlyside, Beuron en Naouri. Een derde mooie opname komt uit Boston van Pearlman (Telarc CD 80546) met Goerke, Gilfry en Cole.