Gay: The beggar’s opera. Angela Lansbury (actr.), Kiri te Kanawa (s), Graham Clark (t), Stafford Dean (bs), Joan Sutherland (s), Regina Resnik (ms) e.a. met het Nationaal filharmonisch orkest o.l.v. Richard Bonynge. Decca 430.006-2 (2 cd’s, 2u. 04’56”). 1981
Gay: The beggar’s opera. Bob Hoskins (spr), Ian Caddy (bs), Adrian Thompson (t), Charles Daniels (t), Bronwen Mills (s) e.a. met de Broadside Band o.l.v. Jeremy Barlow. Hyperion CDA 66591/2 (2 cd’s, 2u. 29’27”). 1991
The beggar’s opera van John Gay (1685-1732) was het achttiende eeuwse equivalent van de moderne Amerikaanse musical. Gay was de bedenker van het genre: de ballade opera waarvan dit het enige voorbeeld blijft totdat Weill dat met zijn Dreigroschen Oper navolgt. Het gaat om een gesproken komedie met daartussen korte liederen, vaak nieuwe teksten op bestaande melodieën. Je kunt ook van een operaparodie spreken.
Gay kwam mogelijk op het idee naar aanleiding van een suggestie van Jonathan Swift: “Wat zou je denken van een opera over de dieven en hoeren in Newgate?” Wat eruit voortkwam was een satire op het gedrag van de upper-class.
Onderwerpen van de dag werden ook aan de orde gesteld. Bijvoorbeeld de afgunst tussen twee van Händels belangrijkste sopranen in een venijnig duet van Polly Peachum en Lucy Lockit.
Veel van die verwijzingen zeggen nu weinig meer en de humor heeft hooguit nog hilarisch karakter of wekt vooral bewondering door de rijm waarbij ‘a zone’ mooi past bij ‘Adonis’.
Dat Gay muziek koos die bij zijn teksten paste, is duidelijk want hij was meer dichter dan musicus. Vandaar dat de van oorsprong Duitse muziekleraar en muziekwetenschapper Johannn Pepusch toen hij in Engeland ging werken ook bijdragen leverde. Later bemoeiden ook Austin en Britten zich met het werk.
Een eerste serieuze volledige opname van het werk werd in 1955 gemaakt door Malcolm Sargent (EMI 575.972-2). Decca heeft nog een matig geslaagde andere uitvoering onder Bedford (Decca 473.088-2) in de catalogus. Het tweetal versies dat nu bepalend is, geeft blijk van twee mooi contrasterende opvattingen. Bonynge leidt de ‘hoge cultuur’ ademende vertolking, Barlow de ‘lage cultuur’ dito. Logisch dat in dit geval de voorkeur uitgaan naar Barlow. Luister naar Sarah Walker als Mrs. Peachum met wat extra gegrinnik en gezucht, het Cockney accent van de overige bezetting. De begeleiding door hobo’s, fagot, continuo en strijkers lijkt heel passend.