CD Recensies

GRIEG: VIOOLSONATES NR. 1-3

Grieg: Vioolsonates nr. 1 in F op. 8, 2 in G op. 13, 3 in c op. 45. Augustin Dumay (v) en Maria João Pires. DG 437.525-2 (70’01”). 1992

 

Griegs kamermuziek vormt niet zo’n groot deel van zijn oeuvre en buiten Noorwegen werd het ook niet zo bekend.

Maar de kwaliteit is voortdurend groot, zeker van de pianopartij in  de drie vioolsonates. Het zijn werken die hem na aan het hart lagen. Alle drie bezitten ze een grote mate aan frisheid en getuigen ze van ’s componisten kenmerkende gemak. Maar de derde – zijn meesterwerk in dit genre – wordt dat verbonden met een emotionele intensiteit en een meesterlijk vormgevoel.

Beide eerste sonates zijn vroege werken uit de jaren 1860 toen de componist op zoek was nar lokale volksliederen als midden om een nationale stijl te scheppen. En zo is de tweede sonate duidelijk in het gebruik van volksritmen, zeker in de hoekdelen.

In de derde sonate uit 1886 zijn die volkse elementen volkomen geïntegreerd en geassimileerd. De mineur toonaard geeft het werk ook een donkerder karakter, wat meteen al in het turbulente begindeel blijkt. Ook al is het tweede thema vrij sereen, de sfeer heeft iets angstigs.

Het tweede deel begint met een van Griegs treffendste melodieën die wordt afgewisseld door het energieke tweede thema. Na een heel sfeervol, wat mysterieus begin (dat herinnert aan de wereld van Peer Gynt) keert de ruwe kracht uit het eerste deel terug met een dansante melodie met stampende kwinten van de piano.

Hoogst expressief wordt het drietal werken voor Dumay en Pires uitgevoerd. Beiden volgen unaniem één lijn en peilen fraai de emotionele diepten van ieder werk deel na deel. Een hoogtepunt is het middendeel uit de derde sonate dat maar zelden zo doorleefd zal klinken.