Grieg: Ballade in g op. 24; Uit Lyrische stukken op. 38/7 ‘Wals’, op. 43/1 ‘Vlinder’ en 4 ‘Vogeltje’, op. 54/4 Nocturne, op. 65/2 Bondens sang; Bruidsprocessie van de kobolden op Vossevangen op. 72/14; De meisjes uit Kivledal op. 72/17; John Vaestafae’s lentedans op. 72/2; Welkomstgroet uit de heuvels op. 72/4; Pianosonate in e op. 7; Frances-Hoad: Bespiegeling over de Griegsonate op. 7. Ivana Gavrić. Champs Hill CHRCD 067 (66’). 2013
Griegs grote talent voor ongecompliceerde, oprechte en korte muzikale ideeën is gedocumenteerd in tal van pianominiaturen die zich over zijn hele loopbaan van 1867 tot 1901 uitstrekken. Het gaat om stukjes van soms niet langer dan een halve minuut tot tien minuten waarin de sfeer binnen een paar maten wordt geschetst: net voldoende om zich in de geest van de luisteraar vast te klinken en vervolgens weer te vervluchtigen. Het bekends zijn natuurlijk de bundels Lyrische Stukken, ooit in mooie selecties door Emil Gilels op DG 449.721-2, Mikhail Pletnev op DG 459.671-2 en Leif Ove Andsnes EMI 557.296-2 voorgesteld.
De Servisch/Britse pianiste Ivana Gavrić toont de voor deze muziek juiste verbeeldingsvolle instelling en treft telkens in kort bestek meteen het juiste karakter om het even of dat introvert of extravert van aard is; ze houdt het rubato mooi in toom. De muziek klinkt dauwfris, heel welsprekend en natuurlijk. Het leidt tot een heel persoonlijke, karakteristieke aanpak. De toon wordt meteen gezet in de uitgebreide, duister-dramatische Ballade.
Griegs enige langere pianowerk, de sonate uit 1865 die in 1887 behoorlijk werd herzien, vraagt een langere adem in zijn vier delen maar ook daar houdt Gavrić een stevige greep op de structuur. Hier evenaart ze grappig genoeg ongeveer Andsnes (Virgin 759.300-2).
Het programma wordt besloten met een interessante, aan de pianiste opgedragen overpeinzing over deze sonate van de Engelse componiste Cheryl Frances-Hoad (1980).
Wat zou het geweldig zijn wanneer Ivana Gavrić de mogelijkheid kreeg om de complete pianowerken van Grieg vast te leggen. Dat zou zo,n 12-14 cd’s vergen, maar een daad van belang zijn omdat ze duidelijk Geir Henning Braaten (Victoria) en Einar Steen Nøkkeberg (Naxos) zou overtreffen.