CD Recensies

GODARD: PIANOCONCERTEN NR. 1 EN 2 E.A.

Godard: Pianoconcerten nr. 1 in a op. 31 en 2 in g op. 148; Introduction and allegro op. 49. Howard Shelley met het Tasmaans symfonie orkest. Hyperion CDA 68043 (70’13”). 2013

 

De voortreffelijke reeks ‘Het romantische pianoconcert’ van Hyperion heeft inmiddels nummer 63 bereikt en onthult dankzij Howard Shelley als een van de belangrijkste inititatoren opnieuw materiaal dat het nooit heeft gered binnen de sector ijzeren repertoire, maar dat het lot om geheel in vergetelheid te raken beslist niet heeft verdiend.

De Franse componist Benjamin Louis Paul Godard (1849-1895) genoot nog enige bekendheid op basis van de vroeger populaire ‘Berceuse Oh te ne t’éveille pas encore’ uit zijn opera Jocelyn op. 109 uit 1888 (met menige opname sinds McCormack en Gedda) en zijn Vioolconcert, het concert romantique in a op. 35 uit 1876 (Aaron Rosand, Vox 116012).

Hier betreft het bij de pianoconcerten meteen cd premières waarvoor de ondernemende Shelley nam ze grondig (met het orkest) in te studeren en daarvoor helemaal naar de Federation Concert Hall in het Tasmaanse Hobart toog. 

Het vierdelige pianoconcert in a uit 1875 opent met een daadkrachtig adagio-allegro dat een pittig dertien maten lang motief heeft dat het hele verdere deel beheerst. Het tweede, con fantasia, thema zorgt voor contrast. Deel 2 is een levendig scherzo. In het langzame deel worden we vaag aan Chopins treurmars herinnerd en de finale pakt de pittige draad van het eerste deel weer op.

Ook het Tweede concert (1893) is vierdelig, maar melancholieker van inslag. Bij vlagen lijkt het op Saint-Saëns vooruit te lopen en ook aan bravura mankeer het niet. Daarentegen wordt men bij Introduction en Allegro uit 1880 vooral aan Schumann herinnerd.

Als geheel krijgen we aardige blijken van Franse romantiek in een klassiek kader te horen. Vooral aan de pianist, maar in iets mindere mate aan het orkest worden zware eisen gesteld maar gelukkig worden deze ook overtuigend vervuld. Vooral de tevens dirigerende pianist verdient lof. En de luisteraar kan gelukkig zijn met deze aardige repertoire uitbreiding.