Grieg: Suite Uit Holbergs tijd op. 40; Elegische melodieën op. 34 nr. 1 en 2; Melodieën op. 53 nr. 1 en 2; Noorse melodieën op. 63 nr. 1 en 2; Lyrische stukken op. 68 nr. 1 en 2. Bergen filharmonisch orkest o.l.v. Ole Kristian Ruud. BIS CD 1491 (59’15”). 2004
Grieg: Suite Uit Holbergs tijd op. 40; Kvandal: Strijkerssonate; Grüner-Hegge: Elegische melodie; Nystedt: Concerto arctandriae. Ensemble Allegria. LAWO 1044 (59’13”). 2014
Grieg: Pianosonate in e op. 7; Ballade in g op. 24; Suite Uit Holbergs tijd op. 40; Arietta op.12/1; Nocturne en Scherzo uit Lyrische stukken op. 54; Aan jouw voeten op. 68/3; Puck op. 71/3; Herinneringen op. 71/7. Peter Jabolonsky. Decca 455.631-2 (67’27”). 1996
Grieg: Holberg variaties. Suite Uit Holbergs tijd op. 40 voor strijkorkest, voor pianosolo, voor piano en strijkorkest. Christian Ihle Hadland met het 1B1 strijkorkest o.l.v. Erlend Skomsvoll. Simax PSC 1332 (60’36”). 2014
Grieg schreef Uit Holbergs tijd, beter bekend als de Holberg suite ter gelegenheid van de viering in december 1884 van de tweehonderdste verjaardag van de dramaturg Ludvik Holberg, die hoewel Deen van geboorte in Bergen had gewoond.
Oorspronkelijk was het werk voor piano bestemd, maar begin 1885 maakte Grieg het werk geschikt voor strijkorkest. De ondertitel luidt: “Suite on oude stijl” en het werk behoort tot het genre van tamelijk archaïsche (her)scheppingen van muzikale stijlen uit het verleden.
Grieg zei dat hij was geïnspireerd door de stijl van de Franse klavecinisten die tenslotte tijdgenoten waren van Holberg. Deze invloed is vooral duidelijk merkbaar in het tweede en derde deel: een tere Sarabande en een Gavotte met als trio een musette met doedelzak invloed.
Daarnaast heeft Grieg zeker ook gedacht aan de drie grote klaviermuziekcomponisten die het jaar na Holberg werden geboren: Domenico Scarlatti in de toccata-achtige figuraties van het Preludium, J.S. Bach in de ornamentiek van de Air en Händel in de uitdagende Rigaudon tot besluit. Maar in wezen gaat het dus steeds om achttiende eeuwse dansvormen.
Maar bij alle reverences richting barok is het werk natuurlijk ook typisch van Grieg zelf.
Tal van opnamen van het werk, waaronder vele erg goede, zijn in omloop. Eén der best gespeelde en mooist opgenomen uitgaven is de geheel Noorse, zelfs Bergense van Ruud. Nog gedrevener, scherper geëtst klinkt echter de recente interpretatie van het 18 leden sterke ook Noorse Ensemble Allegria dat op boeiende wijze een uit duistere, kantige, granietachtig klankblokken opgebouwde Sonate voor strijkers van Johann Kvandahl (1919-1999) in de verte aan het idioom van Bartók herinnerend, een melancholieke Elegische melodie van de ook als dirigent bekende Odd Grüner-Hegge (1899-1973) en een sympathieke ‘modern tonale’ vierdelige Suite arctandrae, culminerend in een fel sempre pizzicato van Knut Nystedt (1915-2014) verenigt. Prachtig spel van de experimenteel geheten strijkers, maar als minpunt geen letter over de gespeelde stukken.
Het mooie van de cd met de titel Holberg variaties is dat hier de oorspronkelijke pianoversie, de strijkorkest versie en een eigen bewerking tot een soort pianoconcert zijn verenigd. Erlend Skomsvoll heeft het daarbij over zijn ‘recomprivariations’. Hij maakt schept in wezen een heel nieuw werk waarbij we nu eens aan Play Bach van Loussier, dan weer aan het Noors volkslied en vervolgens ook nog aan jazzimprovisatie moeten denken. Oorspronkelijk en intrigerend is het zeker.
Van de oorspronkelijke pianoversie leverde Jablonsky een der fijnste vertolkingen.
En dan zijn er legio bewerkingen blijkens onderstaande lijst. Het is best aardig om er eens een paar te beluisteren. Als bij een toverbal wisselen telkens de klankkleuren, de ene keer aangenaam, soms echter ook wat gewild en wezensvreemd.
Bewerkingen
Michala Petri (blokfluit) met het Engels kamerorkest o.l.v. Okko Kamu. RCA 09026-61881-2 (67’). 1993
Provinciale Brassband Groningen o.l.v. Sietse Hamersma. World Wind Music WWM 500.124 (2 cd’s, 2u. 26’43”). 2005
Weens saxofoonorkest o.l.v. Lars Miekusch. Gramola 98973 (69’19”). 2012
Dwarsfluitensemble Quintessenz. Audiomax 703.1179-2 (58’12”). 2002
Signum saxofoonkwartet. Ars ARS 38094 (62’26”). 2011
Renn strijkkwintet. Bayer BR 100.109 (52’09”). 1998
Rascher saxofoonkwartet. BIS CD 5023 (?). 2001
Habanera saxofoonkwartet. Alpha 041 (64’18”). 2002
2 piano’s. Vilija Poskute en Tomas Daukantas. Ars ARS 38131 (76’05”). 2012
Accordeonduo Toeac. Toeac (44’03”). 2011
Jonathan Freeman-Attwood (trompet) en Daniel-Ben Pienaar (piano). Linn CKD 370 (69’56”). 2010
Nederlands gitaartrio. Et’cetera KTC 1039 (57’25”). 1983
Gitaarduo Joan Ràfols en Miquel Rodriguez. Ars Harmonica AH 079 (50’48”). 2000
Mats Claesson (reconstructie op basis van geluid samples). LAWO Classics LWC 1047 (15’02”). 2014
János Sebastyén (orgel). Naxos 8.550791 (57’56”). 1992
Martin Schmeding (orgel). Ars 38004 (73’34”). 2003
Anton Doornhein (orgel). D.E. Versluis DEV-JJ 1023 (2 cd’s, 2. u. 28’57”). 2007
Thomas Heywood (orgel). Motette CD MOT 13591 (71’21”). 2007